Muziek in Japanse tanka- & haiku-poëzie

Bijdrage aan het dossier van Marlène Buitelaar door Karel Hellemans

Werk- & strijdliederen
We beginnen deze bijdrage met de oudste sporen van verzen die op muziek werden gezet en die ooit weerklonken in de buurt van Osaka. Deze gedichten hebben hun vorm gemeen met de tanka, maar bleven niet bewaard in de talrijke bloemlezingen van oude poëzie, waarschijnlijk omdat de samenstellers ze geen echte literatuur vonden. We treffen ze aan in geschriften waarin proza en poëzie naast elkaar voorkwamen. In eerste instantie in de historische Kronieken van Japan, later ook in dagboeken en romans. In één van de historische Kronieken, Nihongi wordt een werklied opgenomen dat de werklui zongen om de eentonigheid te door- breken en zichzelf moed in te spreken bij het werk aan de enorme graftombes van de eerste Japanse keizers, die qua volume verzette materie, stenen en zand, zelfs omvangrijker waren dan de Egyptische piramiden:

In een lange rij
gaan stenen van hand tot hand
voor het grote graf
op de helling Osaka
wij, mensen, gooien ze niet.
Anoniem

De laatste regel bevat een allusie op een sage als zouden de goden ’s nachts de mensen geholpen hebben door de gigantisch, zogeheten cyclopische, stenen van op verre afstand netjes op hun precieze plaats te gooien. De literaire verdienste is niet groot en wellicht stelde de muziek ook niet zoveel voor. Vooral het tempo, dat het werkritme accentueerde en het onderstrepen van enkele simpele basisgedachten vormden het wezenlijke van deze gezangen. We kunnen hetzelfde zeggen van enkele strijdliederen die ook in deze kronieken bewaard bleven. In een vroegere bijdrage in dit tijdschrift: De oorsprong van de tanka (Vuursteen, lente 2000, pp.1-3) ging ik ooit dieper in op deze werk- en strijdliederen.

Tanka, het korte lied
In 905 schreef Ki no Tsurayuki een voorwoord bij één van de oudere bloemlezingen uit de Japanse poëzie, die hoofdzakelijk tanka’s bevatte. We onthouden hieruit dat een gedicht, een vers lied genoemd wordt: tan-ka = kort lied. Een tweede interessante gedachte is dat je geen genie hoeft te zijn om een gedicht te schrijven. Iedereen kan het, zowel vrouwen als mannen, met een minimum aan vorming. Het volstaat immers aandachtig te luisteren naar de gemoedsbewegingen
van je hart. Als het overloopt van vreugde of verdriet, volstaat het die gevoelens correct en poëtisch onder woorden te brengen. Dan heb je een lied voltooid met de vanzelfsprekendheid waarmee een kikker kwaakt of een nachtegaal zingt.
Het is belangrijk dat je als lezer de geluiden van de natuur laat nazingen, nazinderen want pas dan openbaren ze de diepere betekenis van hun muziek. Hierbij mogen we vooral denken aan het suggestief geheimzinnig slotregeltje van Basho’s overbekende kikkerhaiku:

De oude vijver –
een kikker die erin springt,
geluid van water.
Basho

In de lente herneemt het leven zich in de natuur. We worden uitgenodigd om onze zintuigen opnieuw wijd open te stellen. We vinden dat, erg ruim geformuleerd, nog sterker geformuleerd in een haiku van Buson waarin merkwaardigerwijze het luisteren wordt verbonden met de wijdopen ogen en, wie de film kent, kan ook eens denken aan het radicaal omgekeerde: eyes wide shut. Het lijkt wel alsof Stanley Kubrick deze haiku kende (links). Maar ook meer specifieke
waarnemingen worden soms op de voorgrond geplaatst (rechts):

Wijdopen ogen –                                                          Ik luister naar het
ik luister naar de lente                                                geluid van de waterval.
uit vier windstreken.                                                    Overal blaadjes.
Buson                                                                              Buson

Lentesymfonie met het orkest van de natuur
De lente begint ongeveer zoals een muziekkapel met ritmisch tromgeroffel:

Ginds in de verte
begint er iemand opnieuw
het riet te kappen.
Sujyu

Vooral het woord opnieuw is hier erg belangrijk. De houthakker, trommelaar van dienst, heeft een korte pauze ingelast, maar nu herbegint hij om één of andere reden. Waarom? Moest hij als inleiding alvast het tempo aangeven waarop er gestapt zal worden? Andere instrumenten volgen:

Door ’t dal stroomt een beek,                                     De meiregens mee –
daar zingen zelfs de stenen:                                       voerend, snelt de Mogami
de wilde kers bloeit.                                                    ruisende verder.
Onitsura                                                                          Basho

Onder de kersenbloesems verlangen we naar een brede romantische symfonie. Maar de kersenbloesems houden de gang van het gewone leven niet tegen. Een klank die in alle seizoenen, zowel in de stad als op het platteland onze aandacht opeist, is het luiden van doodsklokken, al kunnen de tempelklokken ook een vriendelijker klank hebben.

De bloesems ’s avonds –                                             Zijn akker ploegend,
elk mens hoorde hierbij graag                                   hoort hij vanuit de tempel
hemelse muziek.                                                          doodsklokken luiden.
Issa                                                                                 Issa

De klokkentoon zweeg,                                                Wolken van bloesems –
maar avondbloesemgeuren                                        een avondklok: Ueno?
dragen hem verder.                                                     of Asakusa?
Basho                                                                              Basho

In de rijkdom van kersenbloesems verliest de dichter de vaste herkenningspunten die het stadsplan van Edo (Tokyo) in zijn geest oriënteren.
We spraken over het opnieuw optimaal in werking stellen van onze zintuigen bij het begin van de lente. Dat leidde bij Kikaku, leerling van Basho, tot de volgende merkwaardige vraag over kracht en gewicht van onze diverse zintuigen:

Kunnen liederen
en muziek wedijveren
met een wilgenboom?
Kikaku

De formulering van deze vraag suggereert dat het voor de auteur een retorische vraag is, waarop je verondersteld wordt neen te antwoorden. Natuurlijk ontbreken de solisten niet in het orkest der Japanse muziekhaiku’s. Voor we enkele vogelsolisten nader bekijken, eerst de insecten, waartoe in Japan de kikkers gerekend worden:

Als je zingen kon,                                                         In de lente zingt hij,
vlinder, had men je al lang                                         maar in de zomer kwaakt hij,
in een kooi gestopt.                                                     dezelfde kikker.
Basho                                                                             Onitsura

In de lente kijken wij, mensen, uit naar tekens die aankondigen of bevestigen dat de ban van de winter gebroken is. Als we voor het eerst weer kikkers horen, klinkt hun gekwaak ons lieflijk in de oren, zodat we het vergelijken met gezang.
Als hetzelfde geluid ons evenwel gaat storen omdat het ons belet te studeren in de examentijd of ons midden in de nacht wakker houdt, beschrijven we hetzelfde geluid heel wat minder positief. Luister en kijk goed naar de auteur van de volgende lichtvoetige en verbeeldingsrijke haiku van Issa en daarnaast de zeer herkenbare en toch niet al té antropomorfistische haiku van Shiki.

Heerlijke muziek,                                                         De leeuwerikschool
ken je ook een mooi dansje,                                       en de kikkerschool twisten:
kwakende kikker?                                                        hoe moet men zingen.
Issa                                                                                Shiki

Leeuweriken zijn beroemde jubelaars:

De leeuwerik zingt.                                                      Over de vlakten,
Het uiteinde van het bos                                             door geen enkel ding bezwaard,
ligt nog in schemer.                                                     jubelt de leeuwerik.
Issa                                                                                 Basho

Heel de dag is niet                                                       In de ochtendwind
genoeg voor de leeuwerik,                                          stijgt jubelend en loodrecht
die zingen wil, zingen.                                                 een leeuwerik op.
Basho                                                                             Yasui

Dat brengt ons bij de internationaal meest bekende en bejubelde zangvogel-solist, de nachtegaal:

Gelokt door de zang                                                    Zijn allereerste
van de nachtegaal, komt nu liedje                             fluit die nachtegaal
langzaam de zon op.                                                   ondersteboven.
Chora                                                                              Kikaku

Het lijkt wel alsof hier impliciet gezegd wordt: de jonge nachtegaal is zelf ondersteboven van de melodie en de kracht van het gefluit dat uit zijn longen komt. Wat volgt, spreekt vanzelf:

De nachtegaal zingt.                                                    De nachtegaal zingt.
Alle mussen vliegen weg                                              De hele familie zit
naar een andere boom.                                              samen aan tafel.
Jurin                                                                                Buson

Diep in de dalen,                                                          De nachtegaal zingt..
omhuld door avondnevel,                                           Nu ontluiken in ons hart
nog nachtegalen.                                                         vage verlangens.
Shuoshi                                                                                                    Onitsura

’s Avonds horen we ook door andere geluiden hoe de natuur zich klaarmaakt voor de nacht.
Het dansend vliegen van een groepje muggen is in feite rustgevend, terwijl het gezoem van één enkele mug ’s nachts in de slaapkamer ons tot aan de rand van een zenuwcrisis kan tergen.

Avondgeluiden.                                                             Als ze haar lied zingt,
Raven keren naar hun nest,                                        wrijft ze met het plectrum over
muggen ontwaken.                                                      haar muggenbeten.
Senryu

Een scherpe, alles-ziende en niets-ontziende observatie, die senryu van Senryu! De roep van de koekoek heeft overal ter wereld een nostalgische klank, maar weinigen brachten dat zo fraai onder woorden als onze Japanse haikudichters.

Ik ben in Kyoto,
maar ik verlang naar Kyoto,
nu de koekoek roept.
Basho

Keren we even terug naar de tanka, dan merken we dat in de klassieke tanka’s uit de Manyoshu ( VIII.ste eeuw) vooral het melancholische geluid van een aantal vogelsoorten wordt gebruikt om eenzelfde sfeer op te roepen die evenwel niet nader wordt uitgelegd:

In het berkenbos                                                          In een lentenacht
wordt dieper de schemering                                       zie ik slepende nevels
tot gitzwarte nacht –                                                    op de wijde zee.
langs de zuivere rivier                                                  Droef roepen de kraanvogels
hoor ik pluvieren roepen.                                            en ik denk aan thuis, ver weg.
Yamabe no Akahito                                                            Otomo no Yakamochi

Samen met het melancholische geluid van de kraanvogels ’s avonds laat is de tegenstelling tussen wit en zwart die in de schemering langzaam opgeheven wordt in dit vers hoogst merkwaardig. Probeer maar eens de berken te vervangen door eiken of dennen … Nog intenser is de melancholie in de roep van grotere zoogdieren en natuurlijk weerklinken onze menselijke gevoelens ook in de grote medespelers van de ons omringende natuur. Naast de zee is ook de wind een geliefde drager of begeleider van menselijke emoties:

Zo luid komt over                                                         De witte golven,
– als een hert roept naar zijn vrouw –                        die oprijzen uit de zee
de echo der bergen,                                                     voor jou, schreeuwen luid.
als kwam een antwoord van ver                                 Maar veel luider nog dan zij,
naar wie vergeefs blijft roepen.                                   schrei ik, die hier achterblijf.
Otomo no Yakamochi                                                          Ki no Tsurayuki

Dat deze herfst kwam,                                                  Ik wachtte op u
langzaam en haast onmerkbaar,                                en ik verlangde naar u,
heb ik niet gezien;                                                         het blind voor mijn raam
maar het geluid van de wind                                       heeft bewogen, aangeraakt
maakte mijn hart onrustig.                                          door de wind van het najaar
Fujiwara no Toshiyuki                                                          Prinses Nukada

Toch horen we niet uitsluitend heimwee en melancholie in de natuur rondom ons, bijvoorbeeld in de vogelstemmen:

Wanneer zal ik gaan
door de ondiepten in de Saho
– vol vogelkreten –
te paard door ’t sprankelend water
overstekende naar u.
Otomo no Yakamochi

We maken een sprong van een paar eeuwen en houden halt bij enkele Boeddhistische monniken. Ryokan is gevoeliger voor de muziek van de natuur, dan voor de feestmuziek der mensen

Nergens om, zomaar                                                    ’t Geluid van muziek
maakt het mij bedroefd                                                van fluiten en van trommels
wanneer voor het eerst                                                 stijgt op uit het dorp;
de najaarswinden ritselen                                            maar hier in de bergvallei
door de halmen van de rijst.                                        ruisen alleen de dennen.
Ryokan                                                                              Ryokan

Die afwezigheid van vrolijke ‘wereldse’ muziek, stoort hem niet, integendeel – zie de meditatieve tanka links. Maar zen-poëzie is soms ook ontzettend nuchter (rechts):

Al diep doordrongen                                                     De wind der bergen –
in de goddelijke weg                                                      wanneer hij waait dan maakt hij
vraag ik naar ’t einde;                                                   geweldig lawaai;
en hoor wind in de dennen                                          maar de tijd dat hij niet waait,
ruisende langs een bergkruin.                                     dan waait hij eenvoudig niet.
Ryokan                                                                             Ikkyu

De haiku heeft het eveneens liever over de muziek van de natuur, en de musicerende mens komt zelden voor. Toch is er één thema dat twee haikudichters op een heel andere manier bekeken en beluisterden: het koorgezang van vrouwen als de rijst wordt geplant.
Tijdens de geschikte periode in het voorjaar moet er hard gewerkt worden. Uit het hele dorp nemen alle generaties: kinderen, jonge meisjes, vrouwen en zelfs de alleroudste oma’s hele dagen deel aan het uitplanten van de jonge rijstplantjes in de vruchtbare modder van de ondergelopen rijstvelden. Om het zware werk wat te veraangenamen, zingen ze traditionele werkliederen, zoals we ook hoger zagen. Basho wordt er door getroffen als hij de laatste grenspost naar het noorden achter zich heeft gelaten. In tegenstelling tot de andere vertalingen die van mevrouw Van Tooren of van mezelf zijn, komt deze vertaling uit Willy Vande Walles vertaling van Oku no hosomichi (Het smalle pad naar het hoge noorden). Een dichter wiens naam ik níet meer terugvond, werd bij hetzelfde gezang getroffen door een mooie tegenstelling (zie de haiku rechts).

De eerste poëzie                                                            Meisjes planten rijst,
In het Noorden was het lied                                         van top tot teen beslijkt, maar
Van de rijstplanters                                                       hun lied klinkt zuiver
Basho

Een ander soort werkliederen werd gezongen bij andere oogsten en tot de mooiste behoorden de liederen die eveneens door meisjes werden gezongen bij het plukken van groene theeblaadjes. Voeg bij het volgende beeld een breed zonnig panorama na de donkere tempelhal en het wint nog aan trotse intensiteit:

Uit de tempelpoort
komend, ’t lied van de thee-oogst:
dat is Japan!
Kikusha

Een typisch geluid in alle seizoenen was wel het fluitspel op de shakuhashi, de bamboefluit die vooral, maar niet uitsluitend, bespeeld werd door zwervende monniken. Op zijn zwerftocht naar het noorden, hoorde Basho ze achter de muren van een tempelcomplex. Er is geen verdere uitleg nodig, het eenvoudige vermelden van de combinatie tempel en fluitspel roept bij de lezer die heel bijzondere klank op van de bamboefluit: enigszins klaaglijk en weemoedig en toch ook rustgevend. Aan het einde van de XIX.de eeuw hoorde ook Shiki dit eeuwenoude fluitspel:

Tempel in Suma                                                            Op zijn bamboefluit
Hoor ik een fluit spelen,                                               spelende, liep hij voorbij
onder de bomen.                                                          door de lentenacht.
Basho                                                                               Shiki

Met de openstelling voor het westen, na 1853, veranderde het muziekleven totaal. Dat begon met de invoer van westerse muziekinstrumenten. Heel wat Japanners kochten zo’n westers instrument uit snobisme, maar konden er nauwelijks of niet op spelen. Het duurde nog een hele tijd voor westerse privéleraars en muziekscholen hen hielpen geluid te ontlokken aan hun instrumenten. Senryu’s drijven de spot met dit snobisme. Hajime suggereert tegelijkertijd zijn voorkeur voor de muziek van de natuur (vogelgefluit).

Die luit en ’t schaakspel                                                Vogeltjes fluiten –
staan daar maar voor versiering;                                boven op de piano
ik weet daar niets van.                                                  ligt een laagje stof.
Senryu                                                                               Hajime

Dank zij het echtpaar Yosano Tekkan & Yosano Akiko en hun poëtische kring Shinshisha (Vereniging voor Nieuwe Poëzie) vond er een synthese plaats van de klassieke Japanse tankavorm met de grote thema’s van de westerse romantiek, met op de eerste plaats natuurlijk de liefde. In 1901 publiceerde Yosano Akiko een bundel tanka’s met de aanstootgevende titel Midaregami (Verwarde haren). Het beeld van de verwarde haren was de duidelijkste verwijzing naar seksualiteit die nog juist toegelaten was in de klassieke tankapoëzie.
Als dit reeds in de titel vermeld werd, hoe ver zou de jonge dichteres dan wellicht durven gaan in haar beeldspraak binnen in de bundel? Van voor het verschijnen waren de Japanse literatuurliefhebbers nieuwsgierig naar de gedichten en gedachten uit deze bundel. Zodra de inhoud bekend geraakte, noemden de tegenstanders het een obsceen boek, terwijl de verdedigers spraken van een bevrijding van de vrouwelijke sensualiteit.

Moe van zoet gefluister.
Achter het gordijn van de nacht
een ster – maar
hier beneden een sterveling
met het haar losgeraakt.

Nu zouden we zeggen dat de terugkeer naar klassieke beeldspraak, nog versterkt door de invloed van de westerse romantiek verantwoordelijk is voor het belang van de natuur in de beeldspraak. Daarnaast zoekt de Japanse dichteres ook de liefde met haar lichamelijke zetel in het menselijk hart beter te begrijpen, o.a. langs de weg van de muziek:

Er mengt zich een stem
in de klanken van mijn luit.
Waar komt hij vandaan,
die vreemde, geheime toon?
’t Is de echo uit mijn borst.

In de loop van de XX.ste eeuw geraakte de Japanse poëzie in de ban van het vrije vers uit het westen, al blijven tanka en haiku populair bij amateurs: liefhebbers in de ware zin van het woord die bijeenkomsten organiseren, tijdschriften uitgeven en wier leiders meestal verwijzen naar één of meer van de grootmeesters uit de traditie om aan te geven in welke geest en in welke stijl zij hun poëzie willen plaatsen bij het stichten van hun school. Muziek is aanwezig in de concertzaal, in de huiskamer, overal in het dagelijkse leven, in feite perfect vergelijkbaar met de toestand van de muziek in het westen.
Er bestaan geen specifieke bloemlezingen met vertalingen van Japanse haiku’s uit de XX.ste eeuw in het Nederlands, zodat dit hoofdstukje grotendeels ongeschreven bleef. In 1987 verscheen evenwel een tankabundel die alle verkooprecords verpulverde en al snel (1989) in het Nederlands vertaald werd: Sarada no kinenbi (de dag van het slaatje). Het is duidelijk dat voor de de 25-jarige onderwijzeres die deze tanka’s schreef, Tawara Machi, popmuziek en jazz een integraal deel uitmaken van haar levensstijl. Een citaat uit een liedje op de radio was het uitgangspunt voor de volgende tanka:

‘Laat mij tenminste
je minnares zijn, meer niet’,
zo luidt de song-tekst;
en ik denk dan bij mezelf:
wat heeft die mooi praten, zeg.

Zo’n zinnetje uit een smartlap blijft maar even hangen, maar andere muzikale ervaringen hebben een veel diepere impact op haar leven. Zo beschrijft ze heel levendig een jazz-concert. Alhoewel: beschrijven … ze kiest eerder voor een suggestieve evocatie met eigenzinnig gekozen details. Deze tanka-suite, vertaald door Willy Vande Walle & Bart Mesotten, vind ik zo boeiend dat ik ze integraal wil citeren.
Niet alleen de bladschikking, maar ook het precieze lettergrepenpatroon – in zoverre het uiteraard niet aan de omzetting in het Nederlands ligt – werd ondergeschikt gemaakt aan het soort luisterspel dat ze opvoert:

Jazzconcert ‘NOW’

Een gitarist:                                                                    De drums daveren
zijn mond hangt half open                                           in mijn flanken, maar zij weten
in een slagregen                                                            in hun precisie
van klanken en van ritmen –                                        niet hoe diep ze hun palen
Dat is jazz!                                                                      erin heien.

Twee golven botsen:                                                      De jongens van de band
een horizontale                                                              hebben amper hun tweede
en een vertikale.                                                             nummer beëindigd,
Op dat punt staat een bierblikje                                   of hier sta ik, van kop tot teen
boven op de versterker.                                                 volgespat met muzieknoten.

De cameraman                                                              Als een huurdoder
op het concertpodium                                                   kijkt hij door het vizier
constant in de weer                                                       van zijn camera,
alsof ook hij een nummer                                             gehuld in een dichte wolk
aan het vertolken is.                                                      van blauwige rooklucht.

De trompettist:                                                               Het concert is uit. –
van zilver zijn instrument;                                             Even lachen de lichten
en op zijn schouder                                                       schemerig wit …
zie-me-dat! – de schaduw                                             tot ik met beide voeten
van de microfoon vastgepind.                                      ben weergekeerd op de grond.

Snoeren en kabels                                                         Na het jazz-geweld
liggen kriskras verspreid                                               loop ik door een ondergrondse
over het podium:                                                           winkelgalerij.
notenbalken, van vervoering                                        Het geschreeuw van de venters
gesmolten en neergestort.                                            in hun kraam bruist als de branding.

Golven jazzmuziek
van gisteravond
smeulen vanochtend
nog in mijn oren na
als kietelende tentakels.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *