De haikugedichten van Tomas Tranströmer

Marlène Buitelaar

Kraftledningarna                                           Hoogspanningskabels
Spända in koldens rike                                 overspannen het rijk van de kou
Norr om all musik.                                        benoorden alle muziek.

Dit is al jaren mijn lievelingshaiku van de man die in december 2011 de Nobelprijs heeft gekregen voor de literatuur, de Zweedse dichter Tomas Tranströmer.

Voorgeschiedenis
Zomer 2007 vond in Zweden de Tweede Europese Haikuconferentie plaats in het prachtige oude stadje Vadstena. Naast het bonte internationale gezelschap dat zich daar verzamelde, was ook het gastland goed vertegenwoordigd met een aantal gerenommeerde haikudichters: Kaj Falkman, Florence Vilén, Helga Härle en vele anderen. Tijdens het openingswoord van voorzitter Kaj Falkman bracht hij ons allen groeten over van de, voor de meeste buitenlandse gasten toen nog volslagen onbekende Tomas Tranströmer, die zich liet verontschuldigen voor het feit dat hij om gezondheidsredenen niet deel kon nemen aan deze bijeenkomst, maar ons allen een voorspoedige conferentie wenste. Al snel bleek uit de bijna eerbiedige toon waarop over deze man gesproken werd, dat dit een zeer bijzonder iemand was, namelijk ’s lands grootste (nog levende) dichter, en daarnaast ook een van de grootste, zo niet de allergrootste Zweedse haikudichter.

Een niet alledaags verschijnsel voor haikuliefhebbers omdat dichters ‘met een grote D’, meestal niet erg geboeid lijken te zijn door het verschijnsel haiku en er behoudens enig ‘eraan snuffelen’ weinig tot niets mee doen. Intrigerend is dan ook om erachter te komen wie deze man is, waarom hij óók haiku’s schrijft en wat het is dat hem zo bijzonder maakt.

In de jaren na de conferentie sprokkelden mijn partner en ik via internet en onze Zweedse vrienden Tranströmers complete werk bij elkaar, zowel in het Zweeds als in het Engels en we begonnen de haiku’s in het Nederlands te vertalen. Ook verzamelden we informatie over de auteur uit vele bronnen, waaronder natuurlijk ook het internet. We vonden daar onder andere een artikel voor het tijdschrift Raster van J. Bernlef (een groot bewonderaar van Tranströmers werk), die al jaren geleden een Nederlandse vertaling van de gedichten bleek te hebben gepubliceerd. Dit boek bleek helaas op dat moment niet meer in de handel te zijn. Zodra echter bekend werd dat Tranströmer de Nobelprijs zou krijgen, was uitgeverij de Bezige Bij graag bereid Bernlefs boek (dat onze verzameling kompleet zou maken) opnieuw op de markt te brengen. Gelukkig voor mensen die in zijn achtergrond geïnteresseerd zijn, schreef Tranströmer in 1993 een autobiografische schets die vooral licht werpt op zijn jeugdjaren en de dingen die hem gevormd hebben tot degene die hij nu is: Minnema ser mig (De herinneringen zien mij). Op basis van al deze informatie nu een kort portret van deze bijzondere man.

Portret
Tomas Tranströmer wordt geboren op 15 april 1931 in Stockholm. Zijn ouders scheiden al vrij snel, zodat hij voornamelijk door zijn moeder (een onderwijzeres) en de grootouders van moederszijde wordt opgevoed. Na de lagere school bezoekt hij het Södra Latin lyceum. Hij studeert vervolgens literatuurgeschiedenis, religie en psychologie aan de Universiteit van Stockholm, werkt dan enige jaren als assistent aan het Instituut voor psychometrie aan de Universiteit van Stockholm, en daarna enige jaren als psycholoog bij een jeugdgevangenis. Vanaf 1980 is hij verbonden aan het arbeidsmarkt-instituut in Västerås. Sedert 1958 is hij getrouwd met Monica Bladh. Schrijven en dichten heeft hij z’n hele leven naast zijn dagelijks werk gedaan. In 1990 krijgt hij een beroerte, die het hem vrijwel onmogelijk maakt om te spreken, en die zijn ‘vrije gebruik van taal’ beïnvloedt. Sinds zijn beroerte is zijn vrouw Monica zijn spreekbuis en communicatiekanaal naar de wereld.

Sinds zijn vroegste jeugd is hij gefascineerd door taal. Zowel door die van zijn grootvader, die een statig 19e eeuws Zweeds sprak, als door alles wat hij op straat en op school opvangt, maar vooral ook door boeken die hij verslindt. Een oom komt hem te hulp met zijn lidmaatschapskaart van de bibliotheek, zodat hij (onder het voorwendsel dat hij boeken voor die oom zocht) ook in de volwassenensectie van de bibliotheek alles van zijn gading kan opzoeken. Uit zijn vroege jeugd dateert ook een grote belangstelling voor entomologie (insectenleer) en zijn liefde voor muziek. Hij speelt nog steeds, zij51
het nu linkshandig, op hoog niveau piano. Tijdens z’n 15e jaar gaat hij door een diep doorvoelde periode van grote angst en depressie.

Zijn eerste gedichten verschijnen al in z’n lyceumtijd in verschillende bladen. In 1954 (hij is dan 23) publiceert hij 17 dikter (17 gedichten), een van de meest geprezen debuutbundels van dat decennium. Natuur en muziek vormen een grote inspiratie voor zijn werk. Daarna volgen om de paar jaar bundels met poëzie en korte proza schetsen, de laatste verscheen in 2004. Zijn poëzie is in de loop der jaren vertaald in meer dan 60 talen en werd al in 1960 in de Verenigde Staten geïntroduceerd door de schrijver Robert Bly.

Haiku
Zijn eerste haiku’s dateren uit 1959. De set Fängelse(Gevangenis) van 9 haiku’s, is echter pas gepubliceerd in 2001. Wat was de inspiratie voor zijn keuze om nu ook in haikuvorm te gaan schrijven? Opmerkelijk is dat in datzelfde jaar 1959 een andere bekende Zweed, de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties Dag Hammarskjöld (die in 1961 zou verongelukken) eveneens een grote hoeveelheid haiku’s schrijft die later worden gepubliceerd in zijn verzamelde nagelaten geschriften: Vägmarken (Merkstenen) van 1963. Volgens Kaj Falkman, voormalig Zweeds ambassadeur in Japan, heeft Tranströmer het eerste boek over haiku gelezen dat in Zweden uitkwam. Het in 1959 uitgegeven boek, getiteld Haiku, Japansk miniaturlyrik (Haiku, Japanse miniatuur poëzie) gaat over haiku’s van de klassieke Japanse meesters Basho, Buson, Issa en Shiki. Zou hij echter ook de Dharma Bums van Jack Kerouac gelezen kunnen hebben, het boek dat in 1958 verscheen en waarin Gary Snyder (in het boek Jaffy Ryder genaamd) mediteert en haiku’s schrijft en de ik-figuur van de roman het hoe en waarom ervan uitlegt? Want als de klassieke haiku’s van de bekende grote Japanse meesters zijn voornaamste inspiratiebron vormden, dan zijn zijn vroegste haiku’s ronduit verrassend: vrij geschetste beelden, zonder gebruik te maken van het seizoenwoord dat in de klassieke Japanse haiku’s zo’n voorname plaats inneemt.

Zijn eerste haikuverzameling, Fängelse (Gevangenis) is een suite van 9 haiku’s die een beeld geeft van een dag uit het leven van de jongens in deze gevangenis. Het duurt vervolgens nog tot 1996 voor hij in Sorgegondolen (De Treurgondel) voor het eerst een serie haiku’s publiceert, waaronder de openinghaiku van dit artikel. In zijn laatst verschenen bundel Den Stora Gåtan (Het Grote Raadsel) uit 2004 publiceert hij dan lange reeksen haiku’s, ondergebracht in elf genummerde hoofdstukken. In deze beide bundels gebruikt hij nu ook regelmatig een subtiele wijze van seizoensuitdrukking.

Haiku lijkt nu uiteindelijk voor Tranströmer het medium te zijn geworden waarin hij zich – na zijn beroerte – nog volledig poëtisch kan uiten.

Taal
Tranströmers taalgebruik is helder en eenvoudig. Geen ingewikkelde zinsconstructies, mooie woorden of zoete plaatjes. Hij ziet iets wat hem raakt en verwoordt wat deze ervaring met hem doet. De beelden die hij op deze manier schetst zijn niet altijd zonder meer te doorgronden. Maar als zo’n tekst dan eenmaal bezinkt, kan hij je opeens diep raken, zonder dat je precies kunt verwoorden waarom. Geen gedichten voor veelvraten, maar voor fijnproevers. Haikudikter (haikugedichten) noemt Tranströmer ze omdat ze volgens hem – behalve qua vorm – niet voldoen aan de criteria voor haiku, en ze ook niet los te zien van zijn overige werk.

Beeld
Bernlef noemt Tranströmer een ziener in de meest letterlijk zin van het woord. Tranströmer zegt zelf over zijn werk: ‘Mijn gedichten zijn ontmoetingsplaatsen. Wat er op het eerste gezicht als een confrontatie uitziet, blijkt een verbinding te zijn.’ Tranströmer’s haiku’s roepen beelden op die blijven hangen op je netvlies. Omdat ze je raken.

Hor suset av regn,                                         Hoor de regen ruisen.
Jag viskar en hemlighet                                Ik fluister een geheim
för att nå in dit.                                            om erin op te gaan.

Lezen
-De Nederlandse vertaling van Bernlefs (bijna) complete werk in het boek: De herinneringen zien mij; De Bezige Bij, Amsterdam 2011. Hierin is overigens nog niet de bundel Het Grote Raadselopgenomen, die overwegend uit haikudikter bestaat.
-In het voorjaarsnummer 2012 van Whirligigverscheen inmiddels een brede selectie van Tranströmers haiku’s in het Zweeds, Engels en Nederlands. (N.B.Vertalingen in het Nederlands van Tomas Tranströmer’s haiku’s door Marlène Buitelaar, Max Verhart en Helga Härle, geautoriseerd door de auteur).