Dichter bij het gedicht

Max Verhart

de avond komt in zicht
mijn schaduw rekt zich uit
het donker tegemoet                                            Willem Hussem

Willem Hussem (1900 – 1974) was beeldend kunstenaar en dichter. Vanaf omstreeks 1960 schreef hij alleen nog korte gedichten. Iets van zijn poëtische opvattingen werd uit zijn mond opgetekend door B. Bos en gepubliceerd in De Nieuwe Linie van 10-12-1966*. Enkele citaten: ‘(…) mijn ervaring moet direct in het beeld zitten’; ‘Er moet geen woord tussenkomen dat het beeldend vermogen van mijn vers verpest.’; ‘Ik moet die eenvoud elke keer op mezelf veroveren.’

Het is de vraag of Hussem het begrip haiku kende, maar vrijwel zeker is dat hij niet bewust haiku schreef. Toch is de geest van haiku vaak wel in zijn gedichten te herkennen. Het feit dat zijn levensvisie sterk geïnspireerd was op Oosterse denkbeelden zal daar wel niet vreemd aan zijn. Als een vanuit die grondslag geschreven gedichtje dan ook nog eens uit slechts drie korte regels bestaat, waarom zou je het dan geen haiku mogen noemen?

De avond komt in zicht werd in 1965 gepubliceerd in zijn bundel Schaduw van de hand (De Bezige Bij, Amsterdam) – dus ruim voordat de haiku in ons taalgebied wortel schoot (voorlopers als J.C. van Schagen niet te na gesproken!). Het is een van de zeer weinige drieregelige gedichtjes in die bundel, die dan ook geen haikubundel is.
Maar Hussem geeft in zijn drie regels een onopgesmukte waarneming: de avond valt en de schaduwen worden langer. En aangezien de zon in het westen ondergaat vallen de schaduwen, ook die van de dichter zelf dus, naar het oosten, vanwaar de nacht nu nadert. Het ‘zich uitrekken’ van die schaduw suggereert slaap, en de naderende nacht houdt in dat de tijd om te gaan slapen ook dichterbij komt.
Inderdaad: de ervaring zit direct in het beeld.

Wat mij betreft een haiku van een dichter die zich vermoedelijk nooit met haiku heeft bezig gehouden.

*Informatie afkomstig uit : Willem Hussem: warmte vergt jaren groei.
Deze bloemlezing uit zijn gedichten werd samengesteld door Frank Eerhart en Han Steenbruggen en in 1992 uitgegeven door Stichting Plint te Eindhoven.