Ester Berentzen – Tanka

schepen varen
cirkelend krijsen meeuwen
boven de Oostzee;
golven klotsen traag voorbij
ogen die dwalen

in de groene haag
luidkeels klinkt het gekwetter
van jonge mussen;
in mijn hart resoneert het
de prilheid van de lente

ik pluk
Japanse wijnbessen
— en de dag;
haar rood om mijn mond
wekt de clown in mij

scheutig groeien ze
de weelderige trossen
van de blauwe druif;
in de luwte van het blad
haar zoete vruchten plukken

pikdonker
vogelkreten slechts,
uit het niets;
gespitste oren
willen dit vatten

lentebries
een paarse vlinderstruik
met dagpauwogen;
vederlicht bewegen ze
op diep gegons van hommels

lentevuur
blauweregen bloesem valt
op blote lijven;
gekwetter in de nestkast
verstild, in avondschemering

waterdruppels
glinsteren op de bamboe,
de geur van regen;
ze blijven liggen — verstild —
tot de wind het blad beroert

in witte sneeuw
men paradeert met mutsen
zie, de laatste trend;
oude mutsen afgedankt
op marktplaats.nl

een vallende ster
bijna bij de maan op schoot
rakelings erlangs;
ik prevel mijn hartenwens
word weer kind, verlangend

volgroeide bollen
zaden van de paardenbloem
klaar voor een windvlaag;
op mijn netvlies staat nog scherp
hoe ik ze wegblies — blij kind

de klep gaat open
tussen oude vleesresten
leven ze, maden;
als krioelende gedachten
in een onrustige geest

regenbui
wolkjes met roze slierten
drijven in het blauw;
starend naar roze pluche
in dagdromen vervallen

dikke ijspegels
ze hangen aan de rotsen
roerloos, kolossaal;
ik beeldhouw in gedachten
mijn ijspaleizen, statig

in de gondel
van de draaimolen
herrijst mijn jeugd;
ik overweeg het paard
mijn liezen protesteren

bramen en bessen
— speels neemt een vroege herfstwind
een espenblad mee;
door mijn haar wappert de wind
zomersproeten vervagen

Ester Berentzen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *