Jean Antonini en de onttakeling van de taal¹ (deel 1)

Max Verhart

De dichter Jean Antonini heeft eens gezegd dat voor Franse dichters de haiku een vorm zonder vorm is2. En dat, voegde hij eraan toe, kwam hem prima uit, want de onomwonden prozaïsche manier waarop haiku omgaat met alledaagse zaken paste bij zijn behoefte om daaraan uitdrukking te geven. Antonini begon haiku’s te schrijven omstreeks 1980 en publiceerde enkele bundels in de vijftien jaar daarna3. Zijn haiku’s verschenen in tijdschriften en bloemlezingen in Frankrijk en daarbuiten. Hij was medesamensteller van een Franse haikubloemlezing4, maar er verschenen geen individuele bundels meer van hem tot 2007, toen een tweetalige bundel werd gepubliceerd: Mon poème favori / My favorite poem (Mijn lievelingsgedicht)5.

Antonini (geboren in 1946 in Parijs, nu wonend in Lyon) is afgestudeerd in natuur- en scheikunde en werd onderzoeker en docent in deze vakken. De wetenschapper van beroep was echter schrijver uit innerlijke aandrang en begon al gauw ook workshops schrijven te leiden. Behalve haiku publiceerde Antonini ook andere gedichten, verhalend proza en essays. Hij is de huidige voorzitter van de Franse haikuvereniging (Association Française de Haïku/AFH) en redacteur van het verenigingsblad Gong.

De haiku heeft in Frankrijk een langere geschiedenis dan in de meeste andere westerse landen. Het is heel wel mogelijk dat de in 1905 in eigen beheer uitgegeven Franse bundel Au fil de l’eau (Met de stroom mee) van de filosoof Paul-Louis Couchoud en twee vrienden6 uit 1905 de eerste echte westerse haikubundel was. De publicatie die Antonini’s interesse in haiku speciaal prikkelde was Fourmis sans ombre (Mieren zonder schaduw), een door Maurice Coyaud samengestelde bloemlezing van Japanse haiku’s7.

De onaanzienlijkheid van de haiku als literair genre vond Antonini één van haar aantrekkelijkste kanten: hij kon schrijven zoals hij wilde, zonder op zijn vingers te worden gekeken of te worden bekritiseerd en gecensureerd door literaire hotemetoten. Zijn eerste haiku’s, zegt hij, waren de vrucht van existentieel bewustzijn en schrijven en ze verbinden de ruimten van leven en doen aan de ene, en van schrijven aan de andere kant met elkaar. Ook sloeg haiku een brug tussen zijn eigen cultuur en andere, met name oosterse, en meer in het bijzonder nog de door het boeddhisme geïnspireerde culturen.
Belangrijk waren voorts de contacten met andere haikudichters, zowel nationaal als internationaal. Het deelnemen aan haikuconferenties en dergelijke voelde onmiddellijk vertrouwd vanwege soortgelijke bijeenkomsten die hij beroepshalve bijwoonde. De sociale activiteiten rond haiku gaven een nieuwe richting aan zijn schrijven, omdat hij vond dat de ontwikkeling van haiku het nodig maakt te schrijven op manieren die aan het hedendaagse leven zijn aangepast.

Zoals de titel van zijn jongste boek zegt werd de haiku Antonini’s lievelingsgedicht. ‘In de eerste plaats,’ legt hij uit, ‘vanwege haar vorm en beknoptheid – iets uitdrukken in zeventien lettergrepen – en vanwege haar humor. Tegelijkertijd gaat haiku samen met diepgaande belangstelling voor taal en afkeer van verstopt geraakte communicatie.
Bovendien bleek de “meditatie” tussen mezelf en de wereld van haiku schrijven een goede manier om mijn persoonlijke relatie met taal en de wereld rondom ons een basis te geven.’

Andere kwaliteiten die Antonini in de haiku aanspraken waren haar zorg om het milieu, haar lichtheid en kortheid op papier, de minimale taalverstopping, het ontbreken van grote gedachten in het gedicht, het gemak waarmee je een gedicht kan onthouden en mondeling uitwisselen en de alledaagse onderwerpen, die gewoonlijk onopgemerkt blijven vanwege hun (veronderstelde) banaliteit.
‘Door de compactheid van de haiku kunnen we persoonlijke elementen vangen die in andere genres niet te grijpen zijn. Bovendien verbindt de haiku mensen, vanwege haar vaste vorm: in vele landen zijn groepen en verenigingen ontstaan. En samenwerking is toch nodig om oplossingen te zoeken voor onze kwijnende planeet? Zorg, nederigheid, samenwerking: al deze basiskenmerken maken de haiku een krachtige katalysator voor een ecologische verhouding tot de wereld. Om al die redenen is het mijn lievelingsgedicht.’

Het publiceren van haiku in de gangbare literaire circuits in Frankrijk is echter heel problematisch – net als in veel andere landen. Om gepubliceerd te worden schreef Antonini ook korte verhalen, want verhalend proza is het overheersende literaire genre in Frankrijk. Hij werd beïnvloed, vertelt hij, door schrijvers die iets nieuws in de letteren introduceerden: de gecompliceerdheid van het menselijk hart (Fjodor Dostojevski), de confrontatie met wat onmogelijk gezegd kan worden (Clarice Lispector), het aanvaarden van jezelf als een eenvoudig, onvolmaakt wezen (Robert Walser), het vermogen een vlammende emotie te vangen (Buson), aandacht voor het verleden in poëtica (Basho) en de vaardigheid om planetaire beeldspraak in haiku te gebruiken (Ban’ya Natsuishi). ‘Het komt mij voor,’ stelt Antonini vast, ‘dat de haiku een geschikt medium is om een aantal elementen in taal weer te geven die nooit eerder aan bod kwamen: te nietig, te onbeduidend om een plek te verdienen in literatuur met een hoofdletter L. Ook dat was een reden om met haiku door te gaan.’

Ontmoetingen met andere haikudichters deden hem meer haiku’s van anderen lezen en stimuleerden het zelf schrijven. In 2003 was hij medesamensteller van de Anthologie du haïku en France (Bloemlezing van Franse Haiku). De AFH werd datzelfde jaar opgericht door Dominique Chipot en Daniel Py, waarvan Antonini in 2006 voorzitter werd. “Ik ben nu zozeer in haiku ondergedompeld dat ik nauwelijks tijd heb om nog te schrijven, behalve af en toe een haiku.”

Zoals gezegd voelde Antonini zich schrijver, die haiku als het ideale oefenterrein zag. Als zijn belangrijkste haikupublicatie beschouwt hij een van de drie bundels die in de jaren 1980-1990 verschenen: Exercices sensationnels, te vertalen als ‘sensationele oefeningen’, maar ook als ‘zintuiglijke oefeningen’. In die periode beoefende hij ook zazen. Gedurende het daaropvolgende decennium schreef hij voornamelijk verhalend werk, maar hij keerde terug tot de haiku toen hij voor internationale haikufestivals werd uitgenodigd in Constanta (Roemenië, 1994) en Londen/Oxford (Engeland, 2000). De echte duik de haikuvijver weer in was de samenstelling en publicatie in 2003 van de tweetalige (Frans en Engels) bloemlezing van Franse haiku’s. Hiermee wilde hij de mensen bedanken die hem voor festivals hadden uitgenodigd. Het was tegelijk de duikplank voor zijn deelname in de AFH.

En is Antonini nog steeds dagelijks bezig met haiku? ‘Eigenlijk is dat helemaal geen vaste prik,’ verzekert hij. ‘Mijn schrijven wordt gestuurd door wie ik ontmoet en wat ik lees en zie. Aanvankelijk hield ik me nauwelijks aan het 5-7-5 patroon. Het ging om het onmiddellijke, de schok die de haiku ontketent. Allicht volgde ik de voorbeelden na die ik gelezen had. Maar na een tijdje ging ik me toch aan dat 5-7-5 houden, al vind ik die vorm niet wezenlijk. Het gedicht moet kort zijn en onverwacht. Maar het patroon biedt wel een gemeenschappelijke basis, die ons verenigt. In die zin is het belangrijk. Dus tegenwoordig concentreer ik mij bij het haikuschrijven op het onverwachte, vreemde, onmiddellijke, waarbij ik me zo goed mogelijk aan het 5-7-5 patroon houd.’

In een bespreking van Mon poème favori / My favorite poem noemde ik het boek een soort dagboek in haikuvorm (1996-2006)8, en dat was ook precies zijn bedoeling: ‘Het is gepubliceerd ter gelegenheid van een reis naar Tokyo op uitnodiging van de World Haiku Association en Ban’ya Natsuishi. Ik had in twaalf jaar geen haiku gepubliceerd, maar er veel geschreven en bewaard in mijn notitieboekjes, ongeacht de kwaliteit. Het idee was er een soort dagboek van te maken en de lezers niet alleen te tonen wat elke afzonderlijke haiku te bieden heeft, maar ze ook het ritme en de thema’s te laten zien van het haiku dichten in de loop van de tijd. Dus nam ik alle haiku’s op, ook als ze niet zo belangwekkend leken, met de bedoeling de lezer een kijkje te gunnen in het schrijfproces tijdens het voortschrijden van de tijd. En daar is haiku speciaal geschikt voor, omdat door haar vaste vorm, kortheid en compactheid variaties door de tijd heen makkelijk op te merken zijn.’

Die notie van ritmes die niet slechts onderkend worden in het metrum van de gedichten zelf, maar ook in het schrijfproces door de tijd heen, is opmerkelijk. Dat idee, licht Antonini toe, is ook nog anders in het boek verwerkt : in de onderliggende structuur die in samenspraak met Victor Caniato gekozen werd, de kunstenaar die de tekeningen voor en het ontwerp van het boek leverde.

Sommige haikureeksen in Antonini’s haikudagboek hebben betrekking op excursies met kunststudenten.

Assis sur les pierres                                              Zittend op de stenen
ils dessinent les pierres                                        tekenen ze de stenen,
jeunes, silencieux jong,                                        zwijgzaam

Hoe zit dat eigenlijk ? Antonini is immers geen teken- of schilderdocent? Maar het is simpel : hij doceert natuurkunde aan kunstacademiestudenten.
Een andere reeks haiku’s gaat over geraniums.

Cinq pétales blancs                                              Vijf witte bloemblaadjes
que veulent-ils me dire?                                       wat willen ze me zeggen?
j’y pense sans cesse                                              steeds denk ik er aan

Les géraniums                                                      De geraniums
ont pris peu à peu de la place                            zijn langzaamaan gaan wortelen
dans ma vie                                                          in mijn leven

Is er een bijzondere reden voor die focus op deze kamerplanten? ‘Als ik haiku schrijf’, legt de auteur uit, ‘is het zoeken naar de vorm. Ik zie een wit geraniumbloempje, alleen, kwetsbaar, dat zijn bloemblaadjes naar de hemel strekt, en ik schrijf Cinq pétales blancs/ Que veulent-ils donc dire? / J’y pense sans cesse. Later kijk ik nog eens naar dat bloempje en schrijf dan: Cinq pétales blancs / dressés vers le ciel gris, / oh, pourquoi, pourquoi? 9. Mogelijk schrijf ik nog meer versies. Die blijven allemaal in mijn notitieboekje staan en als ik ze herlees hou ik er misschien één over. Of geen. Zo waren geraniums een jaar of twee mijn gezelschap. Die fixatie, als het zo mag heten, kwam plotseling op en verdween net zo. Ik wist dat die kwetsbare bloempjes me iets te zeggen hadden. Toen kwamen de hondsdagen, als veel oude mensen sterven vanwege de hitte, en de kwetsbaarheid van de bloem maakte een bespiegeling los over de dood: de dood van de geranium, de dood in het algemeen en mijn eigen dood. Er staan nog altijd geraniums in mijn raamkozijn, want ik houd van deze bloem, maar ik schrijf er niet meer over. Het was een speciale periode.’

Noten
1 Oospronkelijke titel : Jean Antonini and the Destructuration of Language. Verschenen in Modern Haiku (2010). Nederlandse vertaling door de auteur. Het interview met Jean Antonini vond plaats per e-mail.

2 Mioü Kitamura. La Poesie française et le haïku. Dijon, France: Université de Dijon, datum niet gevonden.

3 Riens des ville et des champs (‘Kleinigheden van stad en land’). Lyon, France: Éditions Aube, 1982; Haïku. Caen, France: Éditions Le Pavé, 1986; Exercices sensationnels. Geneva, Switzerland: Éditions Éliane Vernay, 1987; Ternes. Charlieu, France: La bartavelle éditeur, 1994.

4 Anthologie du Haïku en France / Anthology of Haiku in France. Lyon: Aléas Éditeur, 2003.

5 Jean Antonini: Mon poème favori / My Favorite Poem(Mijn lievelingsgedicht). Engelse vertalingen van Richard Bateman. Illustraties van Victor Caniato. Lyon, Frankrijk ; Aléas Éditeur, 2007. Op één uitzondering, zoals hieronder vermeld, komen alle haiku’s uit dit boek. Nederlandse vertalingen van Max Verhart.

6 De publicatie zelf vermeldt geen auteurs. Ze werden pas zo’n tien jaar later bekend gemaakt door Couchoud. De anderen waren beeldhouwer Albert Poncin en schilder André Faure. Zie Karel Hellemans en Bart Mesotten: ‘Negentig jaar later.’ Vuursteen herfst 1996.

7 Maurice Coyaud. Fourmis sans ombre: le livre du haiku. Paris : Phébus, 1978.

8 Modern Haiku 39/3, herfst 2008.

9 Niet opgenomen in het boek. Mijn vertaling: ‘Vijf witte bloemblaadjes / naar de grijze hemel geheven / waarom, oh, waarom? ’