Marc Hendrickx – tanka

Sneeuw

Samen kijken we
naar buiten, hoe de sneeuw valt
op oude paadjes —
dan kookt ze en voel ik weer
hoe ’t was om hier kind te zijn.

Samen kijken we
naar de vogels in de tuin
en hoe de sneeuw valt —
later noemt ze me jongen,
voel ik weer hoe oud ik ben.

Samen kijken we
naar de kale wintertuin,
hoe de sneeuw er valt —
bij ’t afscheid in mijn armen
voel ik weer hoe broos ze is.

Alleen de schaduw
van eucalyptusblaadjes
op een blinde muur —
ziek in bed volg ik hun spel,
buiten, in een verre zon.


Samen kijken we
hoe een reiger zich langzaam
losmaakt van de grond –
steeds makkelijker vind ik
jouw hand die de mijne zoekt.

Ach, zo’n strak bloesje
tussen een brutale blik
en een streepje buik –
hoofdschuddend verbaas ik me
over het mannetje in me.

Die cijfers moet ik
ergens in mijn hoofd hebben,
zegt vader hoopvol –
buiten steekt de wind weer op,
geen blad blijft waar het was.

In een kale boom
aan het einde van de weg
gaat de zon onder –
hoe verlang ik nu naar rust
en de troost van jouw armen.

Buiten voor het raam
zijn de takken van de roos
bedekt met sneeuw –
in de koude kamer proef ik
de leegte na jouw vertrek.

Een reiger vliegt weg,
op geluidloze vleugels
het water over –
elke dag wordt het sterker,
dit verlangen naar stilte.

Ik herinner me
haar eerste woordje nog, boom,
dat al snel uitgroeide
tot het soort welsprekendheid
dat ouders met stomheid slaat.

Het laatste lesuur –
onvermoeibaar tegendraads
solliciteert hij
weer eens overduidelijk
naar een plaatsje op de gang.

Marc Hendrickx

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *