Reisverhaal van een verweerd skelet

Enkele indrukken

Walter Vereertbrugghen

Matsuo Munefusa mocht zijn schrijversnaam Bashodan wel gekoppeld hebben aan de gelijknamige boom die bij zijn hut stond, toch was hij daar veelal afwezig. Zo staan er niet minder dan zes langere haibun met reiservaringen op zijn aktief. Willy Vande Walle geeft ze als titels mee:

Reisverhaal van een verweerd skelet
Bedetocht naar Kashima
Het korte verhaal van een reistas
Dagboek van een reis naar Sarashima
Het smalle pad naar het verre noorden
Dagboek van een verblijf te Saga

Ik wil hier enkele indrukken meegeven over het éérst vernoemde werk, dat letterlijk zoiets betekent als ‘Reisdagboek van wat door lang aan de weerelementen blootgesteld te zijn geweest verweerd is geworden’.
Alhoewel de westerse lezer vooral vertrouwd is geraakt met Het smalle pad naar het verre noorden, alleen al vanwege de verschillende vertalingen, verdient ook dit reisverslag zeker de nodige aandacht, tezamen met de talrijke noten van Willy Vande Walle en Jos Vos, die het geheel in een ruimer kader plaatsen.
Tekstueel bereikt ‘Reisverslag van een verweerd skelet’ niet dezelfde hoogte als Basho’s beroemdste werk, maar het draagt in zijn geheel beschouwd bij tot meer inzicht in de gevoelswereld van deze grote meester.
Het is bekend dat men in het vertaalproces keuzes moet maken. Dit artikel sluit dan ook aan op de gedachtewisseling die in Vuursteen aan bod is gekomen. Bij enkele van de gedichten wordt dieper ingegaan op de verschillen tussen de vertalingen, bij andere wordt wat dat betreft een beroep op de lezer gedaan.

In 1683 was de moeder van Matsuo Basho overleden. De dichter ondernam in de herfst van het jaar nadien, de achtste maand van het jaar van de rat 1684, zijn eerste voetreis onder meer naar aanleiding van een bezoek aan haar graf. Ook het feit dat zijn huisje bij de grote brand van Edo in vlammen was opgegaan bezorgde hem een gevoel van vergankelijkheid.
Zijn poëtisch-literaire verwerking is geen zuivere beschrijving van de realiteit, maar gedeeltelijk ook fictie gebaseerd op die realiteit.
Basho had er een gewoonte van gemaakt om zijn proza en poëzie te doorspekken met verwijzingen naar de Chinese klassieken en naar oudere Japanse schrijvers. Zo schreef Zhuang Zi: ‘Hij die duizend mijlen ver reist, gaart mondvoorraad gedurende drie maanden.? Echt verwonderlijk was het dan niet dat Basho zijn haibun begon met: ‘Ik vatte een reis aan van duizend mijlen, maar nam geen mondvoorraad mee.’
Op de Tokaido, dat is de weg die Edo, de vroegere naam van de hoofdstad Tokyo, verbond met Kyoto, passeerde hij de wachtpost van Hakone. Bij normale weersomstandigheden is vanaf daar de Fuji-berg te zien. Maar die dag viel er regen en waren de bergen door wolken omhuld. Geen Fuji te zien. Maar Basho kon die beperking wel relativeren.

Mist en herfstbuien,
en geen Fuji te zien–
bijzondere dag.

Willy Vande Walle

Hij kon ook een alledaags, bijna banaal tafereel verheffen tot iets bijna schoons door er gewoon naar te kijken, maar wel met de ogen van een dichter.

Langs de wegkant
stond een maluwe in bloei,
maar mijn paard at ze op.

Willy Vande Walle

Een malvenbloempje                                            Roze hibiscus
langs de kant van de weg                                     in bloei langs de landweg!
Maar mijn paard at ’t op.                                     mijn paard at hem op.

Henri Kerlen                                                                  J. van Tooren

Aan de rand van de weg wordt een hibiscus door mijn paard opgegeten.

Jos Vos

Men zegt dat Basho’s Zenmeester Butcho hem als leerling aannam bij het lezen van deze haiku, omwille van het realisme erin. Omdat er drie verschillende namen voor de bloem in vertaling voorkomen, is het interessant eens naar de oorspronkelijke tekst te kijken.

 

 

 

 

De hibiscus langs de wegkant wordt door het paard opgevreten.

De ‘Rose of Sharon’ is echter een naam die gegeven wordt aan diverse bloemende planten. Dit voorbeeld wordt trouwens altijd gebruikt om te bewijzen dat een wetenschappelijke naamgeving onontbeerlijk is om elke verwarring te vermijden. Die naam bestaat uit de genusnaam (herkenbaar aan de hoofdletter), de soortnaam (met kleine letter) en een aanduiding van de auteur die de betreffende soort voor het eerst beschreven heeft. Hibiscus syriacus is dus een incomplete naam. Als er Hibiscus syriacus L. had gestaan, dan is het de syrische hibiscus die door Linnaeus als eerste op geldige wijze beschreven werd. ‘Rose of Sharon’ is bovendien een term die frequent gebruikt wordt in andere poëzievormen.

In Ise, waar zich een beroemd Shinto-heiligdom bevindt, ging hij bidden. In de avondschemering was her en der schijnsel van lantarens te zien.

De maanloze nacht,                                             Nieuwe maan vannacht –
duizendjarige ceders                                            eeuwenoude ceders worden
omhelsd door de storm.                                      door de storm omhelsd.

Willy Vande Walle                                                        Henri Kerlen

De dertigste; geen maan. Stormwind omarmt de duizendjarige ceders.

Jos Vos

Weer zoiets. In de eerste versies is geen sprake van de dertigste. Opzoeken dus!

 

 

 

 

 

De laatste dag van de maand. Er is geen maan. De storm omarmt duizendjarige ceders. Jos Vos zit het kortste bij de letterlijke vertaling.

Even halt houdend in een theehuisje werd de dichter herkend door de gastvrouw, ‘Vlinder’ genaamd. Hij kon haar verzoek om een gedicht te schrijven op haar naam maar moeilijk weigeren.

Orchideeëngeur                                                    Orchideeëngeur –
parfumeerde de vleugels                                     de vleugels van de vlinder
van deze vlinder.                                                  krijgen een parfum.

Willy Vande Walle                                                        Henri Kerlen

In Ueno schreef Basho: ‘Toen ik in mijn geboortehuis aankwam, vond ik de daglelies in de tuin helemaal door de nachtvorst bevroren en verschrompeld. Alles was zo veranderd vergeleken met vroeger, mijn broer en zusters hadden grijze slapen en rimpels om hun wenkbrauwen. “Nou, we leven nog” was alles wat we tot elkaar zeiden.’
Toen hij zijn weg vervolgde, beschreef hij kort maar krachtig de schoonheid van het Yoshino-gebergte.
Na een gebed in het heiligdom van Atsuta ging hij de sneeuw bekijken. Bij het zien van een ruiter dichtte hij:

Zelfs een gewoon paard
is een bezienswaardigheid
’s ochtends in de sneeuw.

Willy Vande Walle

Een sneeuwochtend, wanneer je zelfs een paard bekijkt.

Jos Vos

Langs de weg naar Nara maakte hij een haiku, refererend aan de tientallen dichters die de nevels rondom beroemde bergen zoals Kaguyama en Sahoyama hadden bezongen. Vanaf de achttiende eeuw werden in waka en het No-theater die nevelsluiers met de lente geassocieerd. Met een knipoogje wilde Basho de redenering doortrekken naar naamloze bergen.

Is dat de lente
over bergen zonder naam
in dunne nevels?

Willy Vande Walle

’t Is lente! Zelfs over naamloze bergen hangen nevelsluiers.

Jos Vos

Toen hij in Minakuchi een oude vriend weer ontmoette na twintig jaar, verwoordde hij zijn allesomvattende blijdschap om wat er is.

Beiden in leven
en tussen ons in leven
de kersenbloesems.

Willy Vande Walle

Alle kersenbloesems die in ons beider leven hebben gebloeid!

Jos Vos

Basho maakte zich klaar voor de terugreis. Logerend bij meester Toyo droeg hij deze gastheer een afscheidsvers op als dank voor het feit dat hij hier meermaals had mogen overnachten.

Diep uit het hart van                                            Een bij woelt zich uit
de pioen kruipt de bij naar                                  het diepst van de pioen naar buiten
buiten, schoorvoetend. –                                      vol van tegenzin.

Willy Vande Walle                                                        Henri Kerlen

Dit vers wordt gedragen door een sterke symboliek. De bij (de dichter op reis) neemt node afscheid van de pioen (Toyo). De pioen staat bekend als een weelderige, rijkelijke bloem, en symboliseert hier de gulle gastvrijheid van meester Toyo.
Tegen het einde van de vierde maand van 1685 keerde hij terug naar zijn hut en rustte uit van de voetreis.
Die was een succes geweest. Hij had een aantal voortreffelijke haiku geschreven onderweg, had vriendschapsbanden met talrijke bekenden waaronder andere haijin, dat zijn beoefenaars van haikupoëzie, nauwer aangehaald en, last but not least, heel wat nieuwe leerlingen gemaakt, hetgeen voor iemand die van de dichtkunst zijn broodwinning had gemaakt, toch wel belangrijk was.

Inmiddels kan met recht gezegd worden dat Bashoals dichter en als mens, tot vèr over zijn dood, talloze nieuwe generaties haikubeoefenaars – waaronder ons allen – tot zijn leerlingen heeft gemaakt.

Inzake enkele botanische wetenswaardigheden heb ik gebruik mogen maken van advies, mij belangeloos aangeboden door Leon Scevenels en Ben van ’t Land. Waarvoor hartelijke dank.

Bronnen:
Willy Vande Walle, Basho, dichter zonder dak, Peeters, Leuven 1985 Basho, Geluid van water (vertaling: Henri Kerlen), Kairos; Soest; 1989 Basho De herfstwind dringt door merg en been (vertaling: Jos Vos), De arbeiderspers, Amsterdam & Antwerpen 2001 J. van Tooren, Haiku Een jonge maan, Meulenhoff, Amsterdam 1989
http://en.wikisource.org/wiki/Template:Basho_Haiku_M

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *