de zotte wind speelt
op het verlaten perron
met oude tickets
Marie-José Van Uffelen
tramhalte
de Armanigeur
stapt uit
Marie-José Van Uffelen
het kind schrijft zijn naam
op de bedampte ruiten
van de autobus
Marie-José Van Uffelen
voor de laatste trip
wil zij niet mee –
haar ogen spreken
Ugo Verbeke
heel zacht uitgegaan
zoals haar stil leven was –
onze trouwe hond
Ugo Verbeke
na het eten
de zwoerdjes nog voor haar –
zij is er niet meer
Ugo Verbeke
Schaduweilandje –
de zon heeft er heel de kudde
bijeengedreven.
Marc Hendrickx
Een oude man
op weg naar de waterkant –
de veerboot wacht.
Marc Hendrickx
Jongensruggen –
in het midden van de kring
dat nieuwe meisje.
Marc Hendrickx
over het ijs
de rode zon tegemoet –
verre kerkklokken
Cees Kranenburg
een witte wolk –
zijn schaduw streelt de huizen
een voor een
Cees Kranenburg
De buurpoes en ik
hebben een heel sterke band:
ze komt, eet … en gaat.
Hilda Kiekemans
De striemende storm
stapelt zand rond wat helmgras.
Er groeit een duintje.
Luc Vanderhaeghen
Op weg naar de kust
reist op mijn buitenspiegel
een krekeltje mee.
Walter Vereertbrugghen
een paarse crocus
in het maagdelijk gras
van de designtuin
Leidy de Boer
er is weer stilte
nu het vuurwerk voorbij is –
zo zwart de nacht
Els Kooyman
Een plasje water.
In cirkels zwemt een vlinder,
op sterven na dood.
Twan Meiresonne
hij knikt zichzelf toe
met dichtgeknepen ogen
in het spiegelglas
Chris Van de Rijck
op de trampoline
springend met het kind
een kastanje
Bouwe Brouwer
de juf roept –
de taartjes worden
weer zand
Bouwe Brouwer
De boom is gerooid,
maar de hemel heeft het gat
nog niet opgevuld.
Ad Beenackers
Restjes lippenstift
op een al verbruind klokhuis.
De egel twijfelt.
Luc Barbé
De eerste schooldag.
Ze kijkt toch nog eens om.
Hou je sterk, papa!
Luc Barbé
dagenlang regen –
geurende dennennaalden
troosten niet genoeg
Peter Vree
Kalenderblaadjes,
na de ziekteperiode
inhalend omslaan
Truus de Fonkert
heerlijk dagdromend
is de vleermuis van zichzelf
ondersteboven
Topy Wolf
harige poten
en een glanzend achterlijf
pa grijpt naar zijn krant
Geert Verbeke
vliegers staan bol
de wind doet ze koprollen
kinderen lopen
aan strak gespannen touwen
de wereld van opa in
Werther Quartier
Ik ontmoet ze weer,
dat meisje met haar hondje
lopend langs de vaart.
Zij knikt lief een goede dag,
’t hondje ook, het kwispelstaart.
Julien Tahon
samen drijven ze
meeuw en waterlelie
op het stille ven –
rimpelloos ons leven
tot jij je vleugels uitsloeg
Gré Wansdronk