Boerenzwaluw

Ad Beenackers

Het was altijd weer een ontroerend moment: de eerste zwaluw die ik omstreeks half april ergens in de boerderij aantrof. Ze zaten bij ons overal: in de stallen van de varkens, de kalveren, de paarden en zelfs in het kippenhok. Ze betrokken er ieder jaar weer de oude nesten.
Ofschoon die nesten de winter onbeschadigd doorstaan hadden, werd er altijd eerst een randje van ongeveer een centimeter dikte op het oude nest gemetseld. Kennelijk droogt zo’n nest ’s winters in, waardoor de rand een beetje wegzakt. Dat werd altijd keurig bijgewerkt.

Het zijn de obstakels
die de vlucht van de zwaluw
zo sierlijk maken.

Als insekten niet door warme, opstijgende lucht omhoog gevoerd worden, zoals op mooie, zomerse dagen het geval is, zijn ze laag bij de grond te vinden, vooral tussen de beesten. Dat is het favoriete jachtgebied van de boerenzwaluw. Omdat ze bovendien dicht bij huis foerageren, zich nooit verder dan zo’n tweehonderd meter van de boerderij verwijderen, fungeert ook de territoriumgrens in feite als een obstakel. De zwaluw lijkt die grens laag bij de grond aan te vliegen om er dan rakelings langs omhoog te scheren en terug te buigen. Alsof er een onzichtbare muur staat, die hij nooit uit het oog verliest.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *