Twee leeuwen van steen
waken over de tekens
van wie hier vielen —
de gloed van de avondzon,
waart rood over de aarde.
Twee motormaaiers
manoeuvreren behendig
tussen de zerken.
De lucht — als toen — vol geronk
boven grazige weiden.
Requiem
Hij was veertien jaar
toen hij stierf van de honger
in een jappenkamp —
hoe hij riep om zijn moeder,
zijn moeder, zo ver van hem.
De rouwstoet bestaat
uit twee mannen, een jongen
en een Japanner —
alleen heet wielgeratel
verbreekt de stilte op straat.
Een kruis met zijn naam
op het veld Leuwigajah
is wat hem bleef.
Terwijl ik bloemen neerleg
hoor ik hem roepen, als toen.
Piet Dietze