de papegaai krijst
kan mekkeren als een geit
kraait hanen vlot na
maar ziet hij een knappe meid
dan fluit hij als de beste
twintig zuignapjes
vier gewaaierde pootjes
ondersteboven
als gekleefd op het plafond
een mot in de gekkomond
wiegend legt hij aan
heen en weer gericht naar voor
ogen tuiten uit
bliksemsnel ontrolt zijn tong
in zijn snuit kraakt nog de buit
aantrekkelijk paars
je ziet er geen onkruid in
eer je het beseft
is je akker leeg geroofd
heksenkruid kent geen limiet
wijde Congostroom
je lijkt wel erg loom op weg
naar de oceaan
wie zich op je water waagt
voelt zich wel heel snel belaagd
onweer raast voorbij
een stortvloed zet de straat blank
bij nacht en ontij
klamheid maakt gewrichten stram
morgen loop ik zeker mank
Ivan Godfroid