ooit
het moment
dat boomkruinen elkaar
even raken
bewogen door dezelfde wind
eenzelfde gedachtegang
mist die niet oplost
een weg zonder verleden
zonder toekomst —
haar foto uit de tijd
dat ze ons nog herkende
de bomen
laten hun bladeren
moeiteloos gaan
zal ik het ooit leren
loslaten zonder pijn
het blauw van de zee
leraar aardrijkskunde
nog zie ik zijn ogen
met de kleur van de zee —
de blinde kaart voor het bord
niets kon ik aanwijzen, niets
vakantiedorp
aan het eind van elke straat
lokt de blauwe zee
blauw als de ogen van hem
met wie ik zwom, die zomer
heftige golfslag
daarna is het alsof er
geen boot is geweest —
starend naar jouw gezicht
peil ik de diepte
zilvermeeuwen
lichten op en verdwijnen
tussen de golven
op de golfslag van het lot
verdwijnt een vriend soms voorgoed
regenwinter
op hun weg
naar de aarde blijven
veel druppels hangen
aan takken en sprietjes
maar aan je wimpers het mooist
nog geloof ik niet
dat alle sneeuwvelden
zijn verdwenen
al zijn de paden donker
en voel ik niets dan regen
soms gaat regen
geleidelijk over
in vlokjes sneeuw
soms wordt een trieste dag
’s avonds iets lichter
regenwinter
verlangen naar de sneeuw
van vorig jaar
hoe diep waren de sporen
die we toen achterlieten
de aarde beweegt
er komt een stukje omhoog
ach, blinde spitter
maar met open ogen
tast ook ik in het duister
laatste lente
ze sleept zich van mand
naar etensbak —
de kastanjekaarsen
doven langzaam uit
Ria Giskes-Pieters