Arnold Vermeeren
waar hééft hij het over
die spreeuw naast mij
op het perron?
het langssnellen
van wolken
op een witte muur
suf van het denken –
van een eend alleen de kont
boven water
als ik tot rust kom
dringt het tot me door:
dit bankje is nat!
het sneeuwt –
de scherpe kantjes
gaan er nu vanaf