Dankbrief aan een eik

Gerard van den Boomen

Iedere morgen en iedere middag loop ik ruim een half uur. Het zijn twee verschillende wandelingen, maar wel iedere dag dezelfde, pal ten zuiden van Amsterdam. Al duizenden malen heb ik ze herhaald. Ik loop op een simpele mantra. Kun je de klok op mij gelijk zetten? Dat niet, maar ik vermoed dat er wel mensen zijn die denken: ‘Daar gaat-ie weer,’ zoals ik dat van anderen denk.

Vorige winter zat een dik ingepakte man elke morgen op een bankje naast een fiets met twee volle tassen. De eerste keren knikte ik tegen hem en de dagen erop mompelde ik een groet. Na een week sprak ik hem aan. Of hij het niet koud had? Ging wel. Waar hij woonde? Hij sliep in het bos. Maar daar moest het toch verschrikkelijk koud zijn. Hij had onder een dichte struik een soort hol gemaakt. Waarom sliep hij niet bij het Leger des Heils? Dat kon wel voor een bepaald aantal dagen, daarna moest hij maar naar zijn eigen gemeente Leeuwarden gaan. Ik trok mijn portemonnee en gaf hem geld voor een broodje met koffie in een warm buurtcafé en voor een treinkaartje naar Friesland. Hij dankte me uitvoerig en de volgende dag was zijn bankje inderdaad leeg.

Ergens op mijn route staat een indrukwekkende eik. Een poos geleden was er een vel papier aan bevestigd. Een wandelaarster deelde in de keurig getypte brief mee dat ze naar een andere gemeente ging verhuizen en ten afscheid dankte ze de boom hartelijk voor zijn aanwezigheid die haar dagelijks vertrouwen en kracht had gegeven. Nee, ik heb de inhoud niet overgeschreven, dat doe je niet met een brief die niet voor jou bestemd is. Maar ik mocht hem kennelijk wel lezen en omdat ik niet wist of de eik zelf kon lezen heb ik hem aan de boom voorgelezen.

De eenden houden
spartelend een wak open
dat steeds kleiner wordt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *