Marlène Buitelaar
Het laantje in het bos achter mijn werk is in het weekend een toevluchtsoord voor stadse wandelaars, maar nu op maandag, tijdens mijn dagelijkse lunchpauzewandeling is de rust weergekeerd. Ik drentel de bocht om en kijk op. Hoog boven mij klinkt zacht gepiep tussen de takken en zie ik wat gefladder. Hopend dat de vogel die daar zit, heel even zichtbaar op een tak zal gaan zitten stel ik m’n kijker scherp. Er klinken fietsremmen achter me en schuldbewust
realiseer ik me, dat ik weer eens midden op de weg sta.
‘Ziet u wat bijzonders?’ vragen de twee dames die nu zijn afgestapt. Min of meer verontschuldigend zeg ik dat het waarschijnlijk maar een vink is en begin dan snel over het zwartkopje van daarnet, wat al veel spannender klinkt.
Even later stappen ze weer op en ik loop door. Mijn veter is los, merk ik, en als ik me buig om hem te strikken zie ik een grote zwarte mier het pad oversteken, bijna onzichtbaar tegen het asfalt. Het is alweer bijna tijd om terug te gaan. De stapel op mijn bureau wacht.
grauwe zomerdag
een meisje gaat op haar knietjes
voor de eendjes