Haibun schrijven

Verslag van een workshop
Jac Vroemen

‘Ontmoeten’, dat was het zeker op die schitterend verzorgde HKN-ontmoetingsdag van 9 oktober 2011 in het Zaans theater.
Mij bood het de kans een workshop haibun-schrijven te geven. Spreker, de Leidse Japanoloog Prof. Ivo Smits, had ons ’s ochtends al gewezen op de gezamenlijkheid van haiku en aanverwante genres in het oude Japan; denk aan kettingverzen, en aan voordracht in gezelschap: haiku is een sociaal gebeuren; brengt mensen bij elkaar.
Samen oefenen was ook mijn opzet voor de gevraagde workshop ’s middags. Omdat haibun-schrijven nog in ontwikkeling is (wikipedia noemt het al wel), hield ik mij aan kenmerken waar we het snel over eens waren:

Haibun is haiku-achtig proza, dat wil zeggen kort, eenvoudig en persoonlijk, gecombineerd met een of meer haiku’s; de inhoud berust op observaties die een gevoel of innerlijk beeld oproepen; de haiku’s zijn ‘nevenschikkend’, dat wil zeggen ze herhalen het proza niet, maar wekken nieuwsgierigheid: tussen de ‘polen’ – van proza en haiku – verspringt een vonk; de lezer vindt er speelruimte om in gedachten méé te dichten. Mooiste is, als de haiku’s ook op zichzelf kunnen staan…

Tot zover de bespiegeling vooraf; volgde mijn voorstel voor concreet oefenen: uit te gaan van een haiku die zo op het oog een open einde heeft, dus voldoende ruimte biedt voor eigen associaties. Ik legde daartoe de deelnemers twee haiku’s voor van Hans Reddingius, uit Merel op de dakrand, een uitgave van ’t Schrijverke. Deze keuze, voor een haiku van buiten de werkgroep – in plaats van een eigen haiku – vond bijval. De deelnemers vonden het kennelijk een opluchting niet eerst met een eigen haiku te hoeven komen.

Bij de eerste oefening gebruikte ik een beeld: alsof het een maggiblokje is, zo geef je de eerste haiku die ik je voorleg een ‘prozabadje’; wat daaruit ontstaat lezen we elkaar voor; reacties houden we bondig – op z’n haiku’s – dus geen discussie, hooguit even aandacht voor iets wat je treft. (Kritischer bespreken is meer voor een vervolgworkshop).

We hebben twee rondes kunnen oefenen. Bij de tweede haiku vroeg ik de deelnemers, ook gezien de tijd, zich te beperken tot twee à drie prozazinnen. Het resultaat was leuk en verrassend door de diversiteit aan beleving die een nog onbekende haiku opriep. Mensen die niet eerder met haibun bezig waren kwamen ook los. Van het spelen met de langere of de superkorte haibun ging naar mijn indruk iets bevrijdends uit. Van beide rondes één voorbeeld:

Ik ben op vakantie. Ergens achteraf weet ik een strandje waar weinig mensen komen. Daar houd ik van. De temperatuur is aangenaam vandaag en de zon doet enorm zijn best. Gisteren was ik binnengebleven vanwege het slechte weer: er woedde zoiets als een orkaan.
Dat is vandaag nog merkbaar: bij het bedoelde strandje aangekomen, ontdek ik een woeste zee met uitzonderlijk hoge golven. Mensen spelen daarmee: ze lopen de zee in tot een hoge golf ze meters omhoog lift en dan weer terug werpt op het strand.
Dat wil ik ook wel, dus loop ik de zee in. Plots is er een muur van water die mij in zich omhoog zuigt. Ik verdwijn in een grijs niets.
Om vervolgens hardhandig te worden neergekwakt op het strand. Een millimeter naast een rots, totaal versuft. Terug in het hotel.

wastafel
in de nattigheid
dood mugje

Frank Houtman

Voor altijd gezamenlijk ingebouwd in de urnenmuur. Zouden ze nog altijd kibbelen?
Zouden ze zich nog het geluid herinneren van zwiepende takken in de eerste najaarsstorm?
Hoe ze hun koude handen warmden aan de centrale verwarming, naar buiten kijkend door het antieke vensterglas van hun woonboerderij

het heldere wit
van de zwartbonte koeien
in de herfstwind

Dorine Haveman

Tijd voor de thee. We waren tevreden. Daar hadden we toch allemaal, en zonder al teveel geploeter of tellen van lettergrepen, voor de vuist weg geschreven. ‘Feest voor de geest’, en voor het humeur.
Wat zou Hans Reddingius zelf hier voor haibuns van gemaakt hebben? Ik heb het hem niet gevraagd. Een andere vraag achteraf is, of je zoiets met willekeurig welke haiku kunt doen? Mijn keuze voor die twee van Hans had zoals gezegd met een open eind te maken. Echter, in Merel op de dakrand staan nog veel meer mooie haiku’s, waar ik niet zo licht mijn eigen prozasoepje van zou trekken. Sommige haiku’s vind ik zo af in zichzelf, dat er niets méér hoeft te worden gezegd.

zolang er bloed stroomt
door mijn hoofd
hoor ik de rivier

Hans Reddingius

Alle deelnemers dank voor jullie medewerking.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *