Herwig Verleyen – tanka

In de glanzende ronding
van mijn fietsbel
draait heel het landschap mee;
nooit zonder de kerktoren
van mijn lief geboortedorp.

Een rij strandstoelen
naast elkaar: taterende
zeildoeken in de wind;
elk van hen over die grote,
verloren liefde van toen …

Laatste zomerdag.
De krekel klapt zijn vleugels dicht
als een vioolkist.
Daarna bespeelt de herfst
het riet als een panfluit.

Tussen zijn bekje
houdt de nachtegaal even
de maan gevangen,
zoals mijn deurkier even
de morgenzon vasthoudt.

Het verlaten huis.
Naast de ijskoude kachel
gloeit nog een geranium
en het rood op de wangen
van een ingekleurd portret.

Voorzichtig zakt de maan
in de volle regenton.
Geen druppel vloeit over;
maar wel elk kindertraantje
in het hart van een moeder.

Sneeuw dekt alles dicht:
weiden, akkers en wegen,
tenslotte zichzelf —
een autistische jongen
in zijn donsdeken gerold.

Met takken en wortels
houdt hij hemel en aarde vast —
oeroude eik;
zoals mijn grijze buurman —
regenscherm en wandelstok.

In het regenwoud:
de schreeuw van een papegaai —
een schreeuw vol kleuren;
waarna de bliksem flitst
als het gebit van een aap.

Een roeibootje glijdt
onder een dak van lovers —
twee fluisterstemmen.
De maan legt er voorzichtig
een laagje bladgoud op.

Herwig Verleyen
john.meyfroodt@gmail.com

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *