Je weet het immers maar nooit

Simon Buschman

Een azuren lucht
boven parasoldennen –
diep hun schaduwen –
waarin het speelse roepen
van vluchten blauwe eksters.

Nog steeds leeft bij de plattelandsbevolking en bij de oceaanvissers een geloof voort, belichaamd in de blauwe eksters. Zij zouden de incarnatie zijn van een jong gestorven, verdronken of omgekomen oudste zoon, de erfzoon, of de eerste, soms bruut verkrachte en omgebrachte, huwbare dochter, de huwdochter. Deze erfzonen en huwdochters zijn dan voor altijd bij elkaar als blauwe eksters.

Zij leven in vluchten van ongeveer dertig en worden vooral gekenmerkt door het azuurblauw in hun vleugels en lange staart. De vogels vormen een subgroep van de eksters, die bij de kraaiachtigen horen; zijn uit die wijdvertakte familie losgeraakt, leven een geheel eigen leven; hebben niets, en zoeken geen contact met hun zwartwitte, brutale soortgenoten. Deze blauwe eksters dragen geschiedenissen met zich mee.

Een enkele keer in de zoveel jaar valt dood getij samen met een zonsondergang. Dan trekken de grootvaders van erfzonen of huwdochters–een enkeling van beiden– naar de oceaan; wie hulpbehoevend is wordt door zijn kinderen gebracht. Samen met vissersgrootvaders die hetzelfde overkwam, staan zij in willekeurige groepjes op het strand, dicht aan de waterlijn. Er wordt niets gezegd, af en toe maakt iemand het piezjoe-piezjoe-geluid van de blauwe ekster maar nu bassend. Zij leggen dan hun rechterhand op de blauwe rouwband aan de linker bovenarm. En kijken uit over de oceaan.

Na uren van eeuwigheid gaan zij huiswaarts. In de deuropening wacht de grootmoeder. Zij heeft een blauwe omslagdoek om, haar handen daarin gewikkeld. Die nacht blijven de voordeur en achterdeur open. Het grootouderpaar wacht in de woonkamer. Je weet het immers maar nooit. Het is goed te blijven geloven dat wonderen kunnen gebeuren.

De volgende morgen gaan zij naar een bos met parasoldennen waarin blauwe eksters huizen. Zij strooien een paar handjes fijngesneden broodkorsten en doen wat stappen terug. De grootvader laat het piezjoe-piezjoe-geluid horen, voor zich uit en omhoog kijkend. De grootmoeder slikt haar verdriet weg, licht voorovergebogen. De grootvader maakt drie kleine kruistekens richting de blauwe eksters. Intussen doen deze zich tegoed aan de broodkorsten.

Dan, dit keer de grootmoeder voorop, keren zij terug, zonder om te zien, een Onze Vader en Weesgegroet prevelend, ook wat pratend met hun erfzoon of huwdochter; een enkel grootouderpaar met beiden. Waarna het leven zich herneemt.

Zuid-Spanje, Costa de la Luz, La Cigüeña, 2012 Vertelling 07 in de vorm van een legende

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *