herfstkleuren
maar bij mij overheerst
het grijs
Fred Flohr
niet verder vertellen,
roept ze tegen haar mobiel
in een volle trein
Angelina Jansen
In de ijle mist
een parelsnoer van koplampen –
zover het oog reikt.
Ad Beenackers
De slager –
hij wil haar iets vragen
en steekt zijn mes op.
Ad Beenackers
Terwijl ik nadenk
over een hogere macht
doe ik de afwas
W. Hoogstadt
heel even waait het –
over het belicht plafond
trekt een rimpeling
W. Hoogstadt
najaarsregens
op weg naar het oude huis
nieuwe oevers
Bouwe Brouwer
anekdotes –
ze werkt op de lachspieren
de masseuse
Ester Berentzen
een kaars wordt gedoofd
na het laatste orgelpunt
de geur van stilte
Luc Vanderhaeghen
Zittend voor het raam
slaat hij stil de dagen om
hij kent het uitzicht.
Johanna Kruit
Van ritselpapier
worden de hortensia’s
hoorbaar in de wind.
Johanna Kruit
de lege schommel
in hun tuin
elke dag leger
Ria Giskes-Pieters
diep ademt de peuter in
en blaast met al zijn kracht
naast de kaarsjes
Ettina J. Hansen
De oude binnenstad –
maar mooier nog daarboven
de wolkenpartijen.
Hans Kilian
Samen zoeken ze
langs de lange wandelweg
sporen van lente.
Maria De Bie – Meeus
tussen de bloesems
een wit plastic draagtasje
de wind ademt erin
Els Kooyman
zou ik ze zemen
herinneringen aan zondag
vingers op de ruit
Els Kooyman
Keer op keer de schreeuw
van meeuwen, hoog op de wind –
dromen van de zee.
Marc Hendrickx
Bijna gestruikeld,
zo graag wou hij voor haar
de deur opendoen.
Marc Hendrickx
Verwilderde tuin –
steeds verder rukken ze op,
de vergeet-mij-nietjes.
Marc Hendrickx
Deze ochtend:
de klimplant vond het stokje
dat ik plantte.
Lieve Mignon
in de optiekzaak
zij opeens verouderd
door zijn nieuwe bril
Marie-José Van Uffelen
Bij het ontwaken
een klein lieveheersbeestje
op mijn venster.
Annie De Paepe
witbevroren raam
ik adem een kijkgaatje
in de vorstbloemen
Frieda Gheysens
hun zonnebloemen
kijken over het muurtje
in onze tuin
Luc Lambrecht
op de pechstrook
van de snelweg
hinkt een vogel
Luc Lambrecht
van haar leerde hij
kijken naar een klaproos
die alleen maar ís
Guido Ruyssinck
koude schaatshanden –
hoe ze gingen gloeien
onder vaders oksels
Truus de Fonkert
Bij het hoofdgerecht
raakt de lof aan mijn adres
nauwelijks gestild:
ik heb een der aardappels
onberispelijk geschild.
Julien Tahon
Het schrale herfstlicht
boven de landerijen,
voor wie nog, voor wat;
slierten vogels trekken weg,
ons rest een tijd van wachten.
Régine Dendooven
Bij de dageraad
is nachtelijk gepieker
weldra verdwenen.