langs het wandelpad
houdt een rode paddenstoel
onze woorden tegen
Riet De Bakkker
op gelijke stammen
dragen vier berkenbomen
ongelijke kruinen
Riet De Bakkker
haar geur ontsnapt
uit een oud parfumflesje
even is ze er weer
Riet De Bakkker
ik zie zijn naam niet
de heidestruik voor de steen
is flink gegroeid
Gert Vingeroets
een reuzenschaduw
raakt mij even en glijdt
het vliegtuig achterna
Julienne Haegeman
bij de winkeldeur
kijkt hij sip naar de hemel
ze koopt weer schoenen
Emile Jans
ontwaken
in wit licht –
eerste sneeuw
Cees Kranenburg
lepeltjesgewijs
lichaamswarmte delen
energie besparen
Harrie Eijlders
Dagen later nog
spreekt ze over het cadeau
dat geen poesje was.
Marc Hendrickx
Even aarzel ik –
een spin heeft het tuinpoortje
ragfijn verzegeld.
Marc Hendrickx
Hij weet het zeker:
ook met rimpeltjes zal ze straks
de mooiste zijn.
Marc Hendrickx
donkere paden
het kwetsbare gezelschap
van slakken
Ria Giskes-Pieters
In de rouwkapel
beroert zij stil haar ringen
één is iets te groot
Elzien Schendstok
ze doen de ronde
door hun verwilderde tuin
voetje voor voetje
Ida Gorter
na drie dagen zon
de paardenbloemenweide
een zilveren zee
Ida Gorter
de vrolijke noot –
midden in braakliggend land
een trompetnarcis
Tini Haartsen-Slappendel
gebogen hoofden –
wat as waait op een klaproos
grijs op vermiljoen
Guido Ruyssinck
traag schrijft ze zijn naam
op de beslagen ruit
toen sneeuwde het ook
Guido Ruyssinck
de molenwieken
malen de wind – de wind draait
de molenwieken
Twan Meiresonne
nog in vol ornaat
verdelen drie koningen
hun zangopbrengsten
Marie-José Van Uffelen
op haar verjaardag
zeven kleurige kaarsjes
en schitteroogjes
Julie Daans
Zijn vierde leeftijd –
met als beste slaapmiddel
een nieuwe matras.
Hubert De Splenter
Uitgeteld ligt hij,
de kop tussen de pootjes,
op de zachte voet –
de mishandelde krabpaal
blijft onoverwinnelijk.
Liliane Beunckens-De Backer
Ik neem het jaagpad;
achter mij ontfermt de duisternis
zich over het landgoed.
Een wolk dansende muggen
doet mij uitgeleide.
Ad Beenackers
Haar lege leunstoel,
het half voltooide breiwerk,
de stille kamer –
ik geef haar planten water,
lees de kranten met tegenzin.
Ad Beenackers
Slangen en buizen,
instrumenten, toestellen,
verpleegkundigen.
Haar ogen, haar glimlach,
haar hand die de mijne pakt.
Ad Beenackers