Geboortenacht
Een nestwarme wieg
verwacht het winterkindje
in zachte lakens —
hoe verlang ik je te zien
nu alles wit is vandaag.
Een sneeuwster glinstert
aan het uiterste randje
van de witte maan —
de nacht van je geboorte
was heel de wereld vol licht.
Heldere oogjes
een kindje uit de hemel
komt weer in ons huis —
onder milde bloesemgeur
lopen wij straks hand in hand.
Uitgestrekte stilte
Tot gisteren nog
gespikkelde eieren
in het moedernest,
over ondiepe kuiltjes
wippen vinnige jongen.
Een hoge schuimgolf
beukt met aanstormend geweld
op een ruwe rots —
uitgestrekte stilte rest
de zee rust in kosmisch blauw.
Gekir en gekrijs
van opgeschrikte meeuwen
achter het herfstduin —
onder dreigende wolken
grijzer en hoger de zee.
Een impressionistisch schilderes
Hier ademt haar kracht
elke toets een verrassing
op het vrije doek —
middagzon streelt de weide
kinderen op vlinderjacht.
Met felle ogen
diepe verinnerlijking
in nonchalant zwart,
vol contrast je verbeelding
pastel je kleurenpalet.
Schijnbare koelheid,
de ziel van de meesteres
in het hart beroerd —
verten trekt ze dichterbij
tot geschilderde stilte.
Aan Berthe Morisot
Jou herinneren
die beminnelijke blik
vol passie en gloed,
losgemaakt uit elk keurslijf
vrij in geest en bewustzijn.
Over haar gelaat
een impressie van charme
in gesluierd licht —
paars ligt op de tafelrand
het geheim van viooltjes.
Haar geest viert de zon
bijna minimalistisch
onder dunne lucht —
naast witte berkenstammen
ruist uitbundig de rivier.
DOORGEKNIPT
Zachtjes weggedeind
losgemaakt van het leven
zo ben je gegaan —
de herfst laat zijn bladeren
met goud in de hoogste kruinen.
Met witte rozen
word je teruggegeven
aan deze aarde —
in de schoot van dit bestaan
een navelstreng doorgeknipt.
Waardig dit afscheid
bij gedeelde verhalen
verkleint ons verdriet —
het lage novemberlicht
lang over de strooiweide.
DORP
De eerste oorsprong
van mijn diepste verlangen
ligt in dit kleine dorp
waarheen ik nooit ben geweest
en toch weet dat het bestaat.
Op een zomerdag
ben ik er dan toch geweest
— stil en verwachtend — ,
het dorp van mijn verlangen
gaf zijn geheimen niet prijs.
Laat het kleine dorp
met zijn herinneringen
rusten in zichzelf
zodat de klank der weemoed
jouw strelingen niet verstoort.
Mijn wereld in blauw
Posteuse verftoets
licht en schaduw bewegen
in schuimend water–
wild schommelende bootjes
raken even de horizon.
Met water en inkt
groeit op flinterdun papier
een bladbrede golf–
kijk hoe het schuimt en borrelt
tot vlak aan de wolkenrand.
Het witte canvas
waarop ik mijn wereld schep
met losse toetsen–
in etherische blauwen
komt het water aangespoeld
Breekbaar – moeder
Haar lijnen dieper
haar levensgeschiedenis
niet eens verloochend,
je handen zal ik missen
in het seizoen van de herfst.
Hoe breekbaar-moeder
tussen gesteven lakens
in wit kamerlicht,
|op je laatste levensdag
bloeiden alle kerselaars.
Zo eigen als toen
hangt nog de geur van moeder
in het ouderhuis,
als een langgerekt afscheid
daalt broos de laatavondzon.
Gedragen
Uit jou geboren
in doodsangst en extase
geef ik me terug
aan de gratie van water ─
zwemmend is men nooit alleen.
Losbandig en teer
neemt het levende water
mij in haar vrijheid,
zwemmend worden wij verwant,
zwemmend laat ik mij dragen.
Nog te voorzichtig
betast mijn lijf de golven,
maar eens in liefde
gedragen door het water
omhels ik de eeuwigheid.
Van tijd naar duur
Verlaten klooster.
Tussen de ruige heuvels
weerklinkt mijn echo —
de klepel van de kerkklok
trotseert de vele eeuwen.
Het kraterlandschap
is adembenemend mooi,
— de moederkracht bindt —
tegen een kale bergflank
staat het huis dat ik bewoon.
Pantomimespel —
tegen de hofmuur dansen
wilde klimrozen,
steeds tussen licht en schaduw
hun bewegende geuren.
Het vindt plaats
Jaag niet op mijn ziel,
de groengetinte heuvels
worden plots ijler —
in de avondnevel
lijkt de maan onbereikbaar.
Dit heilige bos
geurt naar wierook en mirre,
de eucalyptus
brengt me diep tot mijn basis —
een verbond met de goden.
Onder de plataan
— die wel eeuwenoud moet zijn —
vind ik weer wat rust,
de herfst kleurt zijn bladeren
maar wie geeft kleur aan mijn hart?
Een jonge vlinder
strekt voorzichtig zijn vleugels
— dit magisch moment —
heel lang zit ik te kijken
in de lege middagzon.
Deze stilte lijkt
— op een middag als deze —
stil te staan in de tijd,
in de nevels van mijn ziel
wordt het licht weer transparant.
Altijd zijn ze er
als de stilte bezit neemt
van de duisternis —
lichtgevende vuurvliegjes
heenflitsend door de leegte.
Miche Van den Broeck