Ria Giskes-Pieters
Ze staat achter in een lange gang en is bezig met het betasten en bekloppen van een kastdeur.
Als ik haar begroet, kijkt ze om, uitdrukkingloos, schatert dan plotseling. En even plotseling begint ze te huilen. Wringt haar handen. Beeft, trilt. Wil zich niet laten troosten, maar vindt het goed, dat ik haar hand pak.
Voorzichtig trek ik haar met me mee. Nu begint ze te brabbelen, in een eindeloze stroom, steeds sneller en luider. Intussen probeer ik de weg terug te vinden. Onverwachts rukt ze haar hand los.
ze valt woedend uit
tegen iemand naast me
naast me staat niemand
Eindelijk bereiken we de huiskamer van haar afdeling, maar ze merkt het niet, haar starre blik glijdt langs ieder mens, elk ding. Haar handen worden vlinders.
er klinkt muziek
ze sluit haar ogen
en glimlacht
“Haar handen worden vlinders” … prachtig mooi verwoord, Ria . Mijn compliment!