Max Verhart
Maart 2006. De winter duurt lang dit jaar. Voor de brandganzen die hier overwinterden is het al lang tijd om te vertrekken naar hun broedgebieden binnen de poolcirkel. Hoe later ze gaan, hoe minder tijd om te nestelen, te broeden en de jongen groot te brengen. En valt ginds de winter vroeg in, dan kunnen de jongen nog niet vliegen, of nog niet goed genoeg om de hele reis naar hier te volbrengen.
De marges zijn dus smal. Zo smal dat elk tijdverlies een verloren generatie tot gevolg kan hebben. Een tragedie dreigt – en het blijft maar vriezen. Als je eraan denkt word je zelf onrustig.
En dan opeens, op een dag, wordt hún onrust zichtbaar, merk je dat ze steeds sterker voelen lang genoeg te hebben gewacht, dat hun hele wezen weg wil, weg, weg, naar het verre noorden, om zich voort te planten.
wolken van herrie
stijgen op uit het grasland –
het besluit is genomen!
Wow, wat een beslissing moet dat zijn: ‘Jongens, we gaan! We gaan!! Nog langer wachten kan niet! Kom op, we gaan! We gaan!!’
Dat snatert en tettert van snavel tot snavel door de uiterwaarden. En ja hoor, daar gaan ze de lucht in, duizenden, nee, tienduizenden ganzen, opgewonden en met veel kabaal, noordwaarts, zinderend van noodzaak.
een chaos van ganzen
stijgt op naar de hemel
en vormt patronen
lege velden
een stolp van stilte
zet zich neer
24-03-2006/13-03-2007/10-04-2008