“In de tanka raakt een natuurimpressie aan een diep gevoel of valt er op een natuurlijke wijze mee samen. De tanka verwoordt hoe een natuurindruk en een eigen beleving elkaar vinden; met elkaar een gedicht vormen”.
Op wat voor manieren kan dat eigenlijk, hoe kunnen een natuurindruk en een eigen beleving elkaar vinden?’ In de tankabundel ‘Zien hoe het spiegelt’ van Inge Lievaart (Uitgeverij Kok, Kampen) kom ik verschillende manieren tegen.
Naar aanleiding van haar overlijden schreef Lodewijk Dros in de Letter & Geest bijlage van Trouw 17 november 2012 over haar:
‘Ze was een christelijke dichteres. [Over haiku zei ze:] “Je beschrijft wat je in de natuur ziet en ervaart; voor religieuze bespiegelingen is geen plaats”. Maar: de goede verstaander kon, nee, móest uit haar drieregelige versjes toch begrijpen dat de natuur zich laten lezen als Gods boek. De onnadrukkelijke toon paste bij haar protestantse mystiek die respect toont voor waar geen woorden voor zijn.’
Laten we eens wat tanka’s bekijken.
Vandaag geen uitzicht
het raam grijswit bewasemd
vanuit gewoonte
wat saaie grijze zaken
tussen grijze dingen doen
Het grijze van de omgeving resoneert met het doen en laten van de ik-persoon in de tanka, het heeft een zelfde sfeer. Een saaie, grijze omgeving, zonder contrasten, zonder uitzicht naast uitgesleten, saaie gewoontes zonder contrasten: geen ups, geen downs. Het natuur-element is hier beperkt tot het natuurverschijnsel van het beslaan van ruiten. Het menselijke element gaat over het doen en laten van de ik-persoon.
Langzaam bewegend
deint een lage bladertak
in en uit de zon —
wat voorviel lang geleden
komt steeds opnieuw tot leven
Het steeds weer naar boven komen van een onaangename herinnering wordt geplaatst naast een op de wind deinende tak die af en toe ‘het licht weer ziet’. Een concrete gebeurtenis in de natuur, geplaatst naast een algemeen menselijk verschijnsel.
Een gebroken tak
van schors ontbloot en gebleekt
wit bosgebeente
doodstil tussen het groene
levende bewegende
Waar de vorige tanka’s expliciet naar het menselijke verwezen, gaat dit vers op het eerste gezicht alleen over de natuur. Slechts één woord verwijst naar iets menselijks (hoewel dierlijk ook zou kunnen): ‘gebeente’. Net genoeg om de lezer op het spoor te zetten dat dit vers misschien ook gelezen kan worden als een metafoor voor een menselijke situatie. Geen natuursituatie naast een menselijk situatie hier dus, maar een beschrijving van een natuursituatie die ook gelezen kan worden als iets dat te maken heeft met mensen.
Die zich bevrijdde
uit de vertrouwde cocon
opvloog als een vlinder
hem doodde het mysterie
van onzichtbare ruiten
Waar in de eerste drie verzen een natuursituatie vergeleken wordt met of gelezen kan worden als een menselijke situatie, lijkt deze tanka te beschrijven wat voor invloed de wereld van de mensen kan hebben op die van dieren. Een vlinder die zich doodvliegt tegen een raam (kan dat eigenlijk?). Maar ook hier voelt waarschijnlijk iedere haiku- en tankalezer dat het niet alleen om een natuurbeschrijving gaat. Ook deze tanka vraagt erom als metafoor voor het menselijke gelezen te worden. Wellicht vanwege de toch wat menselijke beschrijvingen als ‘bevrijdde’ en ‘hem doodde het mysterie’.
Arnold Vermeeren