De sedoka-vorm: zes regels met doorgaans 5-7-7-5-7-7 lettergrepen. De eerste sedoka (Vanaf …) is een sfeerindruk, een vredig tafereel zonder een echt verhaal, hooguit dat het gaat over innerlijke rust en tevredenheid. De tweede (Gaandeweg …) heeft meer geladenheid: zwaar weer op komst ― hoedt u, het gaat gebeuren. De derde (Achter …) is een tijdsbeeld met een wat weemoedige ondertoon. De vierde (Onderweg …) is een beschouwing over zen en tezelfdertijd een mijmering erover.
Vanaf een duintop: Gaandeweg de dag
golf na golf, alle samen neemt wind uit het noordwesten
bewiegen de zee, meeuwen hand over hand in kracht toe
deinen erin mee; ― wolken grijpen ineen,
schepen aan de horizon, verkleuren populieren
het ruisen van de branding. tot een onheilspellend grijs.
Achter in een kerk Onderweg naar zen
zitten drie vrouwen en een man ― een weg van lichtheid en luwte ―
wat voor zich uit te bidden; worden ze overbodig:
glas-in-loodramen al onze woorden,
filteren zonlicht ― er hangt nevel, late vogelzang,
zo’n verschraalde wierookgeur. de verwachting van het ik.
De sedoka bestaat van origine ― rond 500 ― uit twee katauka’s, drie regels met elk 5-7-7 lettergrepen. In de loop van de tijd zijn deze ineen gevloeid. De afgelopen eeuwen wordt de sedoka weinig gebezigd en kent zeker geen echte hoogtepunten.
In het standaardwerk ‘Tanka ― Het lied van Japan’ van J. van Tooren, staan slechts enkele sedoka’s. Zoals gezegd, weinig Japanse dichter schreven/schrijven sedoka’s of specialiseren zich erin; wat uiteraard niets afdoet aan de kwaliteit ervan.
Diep op de bodem De oceanen,
van mijn spiegel woont een beeld een wereld maar … sterfelijk,
dat mij plots zo vreemd aankijkt; ook de bergen zijn kwetsbaar;
hij, een oude man het valt te vrezen:
die ik niet ken ― zijn ogen het zeewater zal zinken,
houden strak de mijne vast. het groen van de bergen verdort.
Kakinomoto no Hitomaro, rond 700 Anoniem, tussen 500 en 1000
De sedoka kent ook een vorm, vergelijkbaar met de kyota in relatie met de tanka.
Jarenlang ging het Het ventje lichaamt
bij mijn overburen goed, door de tuin, struikelt, staat op,
― en, ik had wel iets met haar; schokschoudert verder, versnelt,
wat deed zij mij aan helt vervaarlijk naar links,
dat zij gisteravond laat vecht voor zijn balans, gaat languit
hem een briefje schreef, verdween. en zet het op een krijsen.
Simon Buschman― simonbuschman227@gmail.com