Tanka – een inleiding

Ik begin deze bijdrage met een tekst van Simon Buschman die een uitstekende inleiding vormt voor een bredere situering.

De bakermat van de tanka ligt in de Japanse cultuur van de vijfde eeuw. De tanka is een gedicht met doorgaans 5-7-5-7-7 lettergrepen, zonder bedoeld rijm of een vastgestelde maat. In de tanka raakt een natuurimpressie aan een diep gevoel of valt er op een natuurlijke wijze mee samen. De tanka verwoordt hoe een natuurindruk en een eigen beleving elkaar in het gedicht vinden; met elkaar vervlochten raken.

Uit een bergengte
vloeit tussen de mossen
wat helder water;
even stil en ongezien
wilde ik de wereld door.

Ryōkan

De zware golven,
diep uit de oceaan, slaan
tegen de rotskust,
springen op, spatten uiteen —
een waaier neerruisend schuim.

Minamoto no Saneto

Hoe ze wegvliegen
heel de tuin door, licht en wit
in de voorjaarsbries;
nooit stond zo overvloedig
de oude jasmijnboom in bloei.

Annie van Tooren

Kalm op de vleugels,
— almaar roepend naar elkaar —
raken ze uit zicht;
het maanlicht op de branding,
zilt de wind die koeler wordt.

Simon Buschman

De kyōka ontstaat in de achttiende eeuw en is de aardse, ironische, humoristische, speelse of zacht droeve tegenvoeter van de tanka. De kyōka gaat over wat ons zoal bezighoudt of overkomt; over wat we zien gebeuren of menen dat er plaatsvindt. De vormkenmerken van de kyōka zijn dezelfde als die van de tanka.

Na een eeuwigheid
zagen wij elkaar terug,
nog steeds die ogen —
maar hoe je ook je best doet,
tien jaar was me lang genoeg.

 Ini Luyck

Turbotaal spreken
en hoogst verstandig kijken;
dat is heel anders
dan op een zonnige dag
zomaar krabbetjes vangen.

Staf de Gruyter

(Tot zover de tekst van Simon Buschman)

Aristocratische poëzie

Het beste algemene westers werk over de tanka werd geschreven door de Amerikaanse professoren Brower & Miner Japanese Court Poetry. In het Nederlands beschikken we gelukkig over de ruime selectie vertalingen van J. Van Tooren Tanka – Het lied van Japan.

De tanka is veel ouder dan de renga, de kyoka, de haiku en de senryu. Hij ontstond als een strijd- en werklied, kende dan een grote bloei als liefdesgedichten verfijnde zich tot een geschikt poëtisch medium voor de hogere klasse. Ook vrouwen leerden tanka’s dichten.

Merkwaardig is dat alle literaire genres van de middeleeuwse Japanse literatuur hun oorsprong vonden in de tanka. Zowel het verhalend proza als het meer intimistisch proza van de dagboek literatuur groeiden vanuit de inleiding of de bespreking van tanka’s.

Het beroemdste werk uit het verhalend proza, geschreven rond het jaar 1000 door hofdame Murasaki Shikibu, is deGenji Monogatari. In dit verhaal van ongeveer 1000 bladzijden staan niet minder dan een 800-tal tanka’s en in het iets oudere reisdagboek Tosa Nikki is de verhouding zowat fiftyfifty. Daar komen we straks op terug.

Daarnaast werden de tanka’s zelf ook bijeengebracht in grote lyrische verzamelingen die tot stand kwamen als privé-initiatief of ook wel op vraag van de keizer. Na de Manyoshu, 20 boeken met waka: Japanse gedichten, hoofdzakelijk tanka’s, waarvan het jongste gedicht uit 759 dateert, zijn de twee belangrijkste poëziebloemlezingen, telkens op bevel van een keizer samengesteld: de Kokinshu: verzameling van Oud en Nieuw (905) en de Shinkokinshu: Nieuwe verzameling van Oud en Nieuw (1205)

De Japanse inleiding op deKokinshu, geschreven door de hoveling Ki no Tsurayuki vertrekt van het beroemde beeld: De oorsprong van de poëzie ligt in het menselijk hart waaruit ze opschiet en zich ontvouwt als een boom met duizenden blaadjes.

Ki wijst op de invloed van de Chinese poëzie vooral op het vlak van de genre-indeling en geeft dan een overzicht van de belangrijkste dichters en dichteressen met een onderlinge vergelijking en waardering. Hij vermeldt hoe alle kinderen leren schrijven met behulp van één tanka waarin alle verschillende schrifttekens van de Japanse alfabetten voorkomen. Poëzie is een godsgeschenk dat het hart van de krijger troost en versterkt. Ze is de uitverkoren liefdesbode tussen man en vrouw. De grote voorkeur voor één eenvoudige korte vorm, zou tot eentonigheid kunnen leiden, maar een belangrijk inhoudelijk concept is de voorliefde voor de natuur als onuitputtelijke bron van beeldspraak.

Hij wijst op de immanente melancholie van de natuur. Mono no aware is de Japanse term hiervoor, met zijn gelukkige associatie (naar het Engelse homofoon aware = bewustzijn of bewustwording. Literatuurkenners hebben erop gewezen dat deze immanente melancholie van de natuur in de westerse letterkunde niet onbekend is. Zo sprak de Romeinse dichter Vergilius reeds: Sunt lacrimae rerum — de dingen dragen tranen

De dichter merkt hoe de nevel condenseert aan het eindpunt van een boomtak of -blad en er als een traan afdruipt … dan weent de boom en dat beeld beantwoordt aan het gevoel van de mens in vele diverse situaties.

Een van de oudste prozawerken uit de Japanse letterkunde wordt toegeschreven aan dezelfde Ki no Tsurayuki: Ise Monogatari — Verhaal van (de terugreis uit) Ise. Het is een episodisch verhaal in 125 korte kapitteltjes (dan) van de terugkeer van de gouverneur van Ise, na het beëindigen van zijn mandaat, naar de hoofdstad Kyoto. Wat een vrolijke, triomfantelijke reis moest worden (immers deelnemen aan het hofleven van de keizer was het enige dat echt telde voor een aristocraat) werd overschaduwd door de rouw om een dochtertje dat in Ise overleden was.

In bijna elk kapitteltje vinden we een of meer tanka’s  gedicht door allerlei leden uit het gevolg van Ki no Tsurayuki. Als hij inderdaad zelf de auteur is, dan was hij een meester in het innemen van heel diverse standpunten en het zich inleven in de personen van de diverse dichters die aan het woord komen: de onbehouwen scheepskapitein die ook wil deelnemen aan een poëziewedstrijd aan boord, verscheidene hofdames die Ki no Tsurayuki zelf in het vizier nemen in hun tanka’s en vooral een fijnzinnig gedicht van een 13-jarig meisje.

Professor Frits Vos (emeritus van Leiden) heeft van de filologische studie en Engelse vertaling van dit belangrijke werk uit de klassieke Japanse letterkunde zijn levenswerk gemaakt, waarop hij promoveerde aan het einde van zijn academische loopbaan.

Het laatste kapitteltje, dan 125 is in feite tevens het doodsgedicht van Ki no Tsurayuki:

Al besefte ik
dat uiteindelijk ieder mens
deze weg moet gaan.
Gisteren wist ik echt niet
dat het vandaag al zou zijn.

Al bleef de tanka in de volgende eeuwen hét lyrische genre bij uitstek en verschenen er op geregelde tijden nieuwe bloemlezingen, toch maak ik een grote sprong naar de tweede helft van de XIX.de  eeuw, toen Japan zijn grenzen open stelde voor de rest van de wereld.

In eerste instantie legden vele dichters zich toe op het vertalen van Franse, Engelse, Duitse poëzie.

Het is onvoorstelbaar wat een culturele schok het gelijktijdig lezen en bestuderen van Shakespeare, Goethe, de Franse symbolisten en de Franse klassiek betekende voor veel Japanse intellectuelen.

In een eerste reactie wees een aantal conservatieve dichters elke verandering of beïnvloeding van de hand. Pas langzaamaan kreeg een enthousiaste progressieve tendens een eigen gelaat en een eigen programma. Dat was de verdienste van Yosano Tekkan, schrijver van een laaiend pamflet: Smaad aan de decadente waka van heden.

Naast zijn hevige kritiek lanceerde hij een nieuw en interessant poëtisch spoor. Een boeiende en vernieuwende synthese was mogelijk tussen de traditionele Japanse tanka-vorm en de gedachtenrijkdom, emoties en beeldspraak van de westerse Romantiek. Hij stichtte een school: Vereniging voor Nieuwe Lyriek Shinshisha waarvan de belangrijkste leden waren: zijn latere vrouw Akiko (= Yosano Akiko), Wakayama Bokusuien Ishikawa Takuboku.

In 1902 ontstond er een schandaal rond de eerste bundel van Yosano Akiko, Midaregami (Verwarde Haren) omdat ze te expliciet de vrouwelijke erotiek & sensualiteit verwoord zou hebben. Voor ons een onbegrijpelijke storm in een glas water, maar in een tijd waarin het zien van een vrouwenbeen onder mantel, kleed of rok reeds een enorme erotische gebeurtenis, verrassing of kwelling was, was het natuurlijk ongehoord dat een vrouw vrijuit zou schrijven over het lichamelijk en geestelijk effect van een streling of een zoen.

Er bestond een merkwaardige parallel tussen oost en west bij jonge intellectuelen. Opvallend talrijk waren de slachtoffers van TBC: Jacques Perk, Albrecht Rodenbach, later Paul van Ostaijen bij ons, en Ishikawa Takuboku, Masaoka Shikien anderen in Japan, ze stierven allen voor ze 30 jaar waren aan TBC (tuberculose= tering). Ze verwaarloosden hun gezondheid deels uit armoede, maar ook omdat ze letterlijk van binnenuit verteerd werden door hun liefde voor de poëzie.

Opnieuw maak ik een grote sprong naar 1962, geboortejaar van Tawara Machi. Deze jonge lerares publiceerde in 1987, op 25-jarige leeftijd een tankabundel Sarada no Kinenbi —

De herdenkingsdag van het slaatje waarvan meer dan 1 miljoen exemplaren verkocht werden. Zelfs in een groot land als Japan was dit zeer uitzonderlijk. Het bewees dat de tanka een levende dichtvorm kon zijn als de emoties en gedachten nauw aansloten bij een fris en modern levensaanvoelen. Dat is ongetwijfeld de grote kracht van deze tanka’s. De licht ironische toon, a.h.w. “tongue in cheek”, de relativerende houding tegenover de bijna heilige tradities, de directheid van haar turbotaal, al deze kenmerken samen spraken niet alleen de jeugd aan, maar ook de hoofdschuddende oudere generaties.

Ons tijdschrift was van aanvang af vrijwel uitsluitend gericht op de haiku. Een belangrijke reden hiervoor was dat ook binnen de kernen de tanka een marginaal genre was, al werd het sinds de stichting vermeld op de omslag van Vuursteen. Vermits tanka en haiku beantwoorden aan heel verschillende dichtertypes, is het zeker niet onze bedoeling u allen te bekeren tot de tanka. De kans bestaat wel dat sommigen enkele belangrijke voordelen ontdekken: 14 lettergrepen extra is weinig maar soms juist genoeg om een beter vers te schrijven. Ik-figuur plus meer emoties zijn toegelaten of zelfs aanbevolen. Wie in de tanka een aantrekkelijke formule vindt, gaat wellicht beide genres beoefenen of zelfs een tijdlang of een lange tijd uitsluitend tanka’s dichten.

Karel Hellemans