Ben van ’t Land
Gerrit Wassing, De ogen van de nacht – Haiku
Staalboek Veendam 2010, geen ISBN.
Schriftje 17 x 11 cm, 32 blz, ca 100 haiku’s
Vormgeving Fenny Staal.
Alles komt uit de nacht –
haar ogen zoeken mij
altijd weer op
Met deze haiku begint de bundel: de nacht wordt als een vrouwelijk wezen ervaren, zij brengt alles voort. Op de zwartglanzende kaft van het boekje staan twee ogen afgebeeld die wat vorm betreft sprekend lijken op de ogen die op de grote stupa van Kathmandu (Nepal) geschilderd zijn. Die grote ogen symboliseren de wil van Buddha de wereld niet uit het oog te verliezen.
De bundel is ingedeeld in winter, lente, zomer en herfst. De haiku’s zijn zeer verschillend van elkaar, soms reflecteren ze herinneringen aan bergland van de Preanger (West-Java), maar de meeste zijn boven de Groningse klei ontstaan. Van ieder seizoen twee voorbeelden:
Geen zee te zien – De wind stapt flink aan –
op de boulevard waadt op het winterstrand
een meeuw door de leegte bibbert de branding
In alle bomen Op het bankje bij de weide
maken vogels de dag gaat de morgen
voor het voorjaar klaar naast mij zitten
De zon loopt de zee op – Hun goed hebben zij
de nacht begint aan de avond gehangen –
naar mij om te kijken de zomerjuffers
Na één nacht vorst Eeuwigheid zoek ik –
stapt de morgenzon op zee zie ik al maar
voorzichtig het ijs op alles voorbijgaan
Natuurlijk doet deze selektie geen recht aan de bundel. Er valt nog zoveel meer in te lezen. Een woord van kritiek: de ‘Aantekeningen’ zijn (te) kort en de opgegeven blz nummers zijn foutief ; de bijsluiter verhelpt dat euvel evenwel afdoende.