Rita Kaagman – een voortlevend vuur

Jeanine Hoedemakers

Op maandag 6 april jl. is na een lang en slopend ziekbed Rita Kaagman overleden. Rita had nog veel willen doen. Het was dan ook niet haar geest die het opgaf, het was haar lichaam dat op was. Ze was een vurige en bevlogen vrouw die lid van de HKN was vanaf zowat het eerste uur. Iedereen die haar heeft gekend zal weten hoe fel zij kon zijn zonder dat dit beangstigend of persoonlijk werd. Al was het voor mij, zo herinner ik me, als jong, pas toegetreden lid wel
even wennen, het was daarom dat zij zich voor me in wist te nemen. Haar ogen konden vonken, en sprongen haar woorden zo nu en dan zowat achterna. Dit in combinatie met haar donkere uiterlijk en haar stem die, naarmate zij er meer vuur in legde, omhoog schoot maakte haar tot de Rita waar ik van ging houden. Zo was het dat zij haar mening verdedigde en niet alleen waar het haiku betrof.

Datzelfde vuur wist ze ook in haar contacten te leggen. Rita hield van haiku, van poëzie, van de mensen die haar omringden en kon net zo bevlogen over kunst praten als over poppen, iets wat ze dan ook regelmatig met me deed. We schakelden in onze gesprekken met het grootste gemak van ernst over op een grap. Betrof het echter iets waar ze anders over dacht dan kon zij onwrikbaar zijn.

Samen met Marian de Wit volgde Rita mij in 1999 op als landelijk coördinator, een bestuursfunctie van de HKN. Haar bevlogenheid kwam goed van pas in deze functie. Zij organiseerde met Marian onder andere jaarlijks een uitstapje voor de leden van de HKN. Haar verdiensten als landelijk coördinator, haar enthousiaste en inspirerende manier van uiten maakte haar tot een graag geziene figuur in haikuland. Iemand met een mening waar zij voor uitkwam. Iemand
die zowel de lachspieren als de denkspieren wist te bespelen zonder daar nu zo direct op uit te zijn. Rita was een vrouw die veel te geven had, creatief en levenslustig, en behalve dat zij soms ontzag inboezemde wist zij ook vertrouwen en genegenheid te ontlokken. Ze was niet alleen lid van het bestuur, ze was ook de spil van de Haagse kern, ze had een schrijversclub en hield ervan om antiekmarkten te bezoeken.

De laatste keer dat ik Rita aan de telefoon had was ze erg ziek.Toch had ze ruimte voor een lach en een vriendelijk woord, al zat in de ondertoon van ons gesprek ook het toe te zijn aan een nieuwe laatste fase verborgen, te weten het sterven. De manier waarop zij meissie zei, de aandacht waarmee ze je tot een belangrijk mens wist te maken, die zwarte kijkers – dat maakte haar tot een prachtig mens. Er sprong een vonkje van haar vuur op mij over. Ik koester dat
vonkje. Dank je wel Rita.