Karel Hellemans
Meermaals dook tijdens onze redactievergaderingen de bedenking op dat we eens dieper moesten ingaan op het verschil tussen haiku en senryu. Het bleek dat we reeds beschikten over een ingezonden bijdrage van Hetty Rietveld die heel goed dienst kon doen als uitgangspunt.
Toen ik met de voorbereiding van deze eindbalans begon, dook er plots nog een tekst op die ook als uitgangspunt had kunnen dienen omdat hij helemaal op internet te vinden is, en het bleek dat hij ook zeer bruikbaar was om samen met de ingezonden opinies van onze lezers tot een algemene conclusie te komen: Elisabeth St. Jacques: Haiku and Senryu. How to tell the difference, internet, 2007, te vinden door de volledige titel in te tikken op een zoekmachine.
Om te beginnen, moet ik wijzen op een tekortkoming mijnerzijds in mijn eerste bijdrage. De afbakening van het onderzoeksdomein was niet precies genoeg. We gingen niet op zoek naar de definities van haiku en senryu in Japan, noch historisch, noch hedendaags. In feite zijn de kenmerken van de Japanse haiku en de kenmerken van de Japanse senryu duidelijk beschreven in de 2 uitstekende inleidingen op beide bloemlezingen van mevrouw J. Van Tooren. Onze vraagstelling gold dus vooral de westerse haiku en senryu . Uit de reacties bleek dat onze lezers het zo begrepen hadden.
Elisabeth St. Jacques beperkt zich ook tot de westerse haiku en senryu en ze vertrekt van een zeer concrete vraagstelling: de inrichters van een wedstrijd vragen je haiku’s en senryu’s afzonderlijk in te zenden voor die wedstrijd. Dat veronderstelt uiteraard dat je vooraf je zelfgeschreven verzen onderbrengt in één van beide groepen. Het lettergreepschema 5-7-5 is niet langer een universele norm. De wezenlijke kenmerken van een haiku zijn volgens haar:
– de onvoltooid tegenwoordige tijd
– het seizoenwoord
– het aha-moment (haiku-moment)
– drie regels met telkens een nieuw beeld
– een keerpunt na de eerste of de tweede regel
– geen verwijzing naar de mens, die maakt er altijd een senryu van Francine Porad, ex-president van de Haiku Society of America, is het hiermee niet eens. De menselijke natuur behoort tot de natuur als geheel en mag in de haiku aan bod komen. Maar zo kunnen vele verzen in beide categorieën terechtkomen.
Elisabeth St. Jacques gaat dan te rade bij George Swede, medestichter van Haiku Canada die een eenvoudig en logisch antwoord geeft: in de Engelstalige haiku zijn er drie soorten: natuurhaiku’s, menselijke haiku’s, hybride haiku’s (mens plus natuur). Ze doet vervolgens wat ik onze lezers had afgeraden: ze begint met een zelfgeschreven vers als illustratie, eerst echte natuurhaiku’s:
From wet clay (Uit natte klei
where no seed will grow waarin geen zaad wil kiemen
the worm. de worm.)
Elisabeth St. Jacques
glaring like a snake (met vlammend oog kijkend als een slang
in the grass a snake in het gras een slang
in the grass in het gras)
George Swede
vervolgens voorbeelden van menselijke haiku’s
At the height (Op het hoogtepunt
of the argument the old couple van de discussie schenkt het
pour each other tea. thee voor elkaar.)
George Swede
Long commuter ride (De lange rit naar het werk
A stranger discusses Een vreemdeling praat over
his incontinence zijn incontinentie)
F. Porad
Billboard (Reclamepaneel
the black hole het zwarte gat
in her Colgate smile in haar Colgate-glimlach)
H.F. Noyes
En als laatste de hybride verzen :
His wife’s garden (De tuin van zijn vrouw
certain he has moved hij heeft elke plant zeker
every plant twice tweemaal verhuisd)
F. Porad
Cold wind: (Koude wind:
into the strawman’s mouth in de mond van de molik
the quick little mouse de snelle kleine muis.)
Elisabeth St. Jacques
Uiteindelijk sluit Elisabeth St. Jacques zich dus aan bij George Swede die geen aparte categorie voor senryu’s maakt, maar liever binnen de ruime groep haiku’s onderverdelingen maakt. Dezelfde zienswijze kwam naar voor bij Bernard De Coen, en ten slotte bij Geert Verbeke die zijn alter ego Kawa nog eens bovenhaalt om te verkondigen:
‘Een senryu kan dezelfde kwaliteiten als een haiku hebben, alhoewel dit een subjectieve beoordeling is. Soms is de grens tussen haiku en senryu moeilijk te trekken … als die al bestaat.’
Bart Mesotten ontwierp ooit een schets om haiku en senryu duidelijker te positioneren.
Hij plaatste ze elk aan één uiteinde van een rechte lijn, één uiterst links, de ander uiterst rechts:
H——————————————————————————————————————————–S
Die éne lijn slaat zowel op de identieke vorm als op een gezamenlijke inhoudelijke eigenschap, met name de humor. Uiterst links bevindt zich de subtiele, soms zelfs filosofische glimlach van de wijze H(aiku); uiterst rechts de erg rechtstreekse, ongecompliceerde komiek van de S(enryu). In feite sluit Max Verhart zich onbewust bij deze zienswijze aan: ‘De begrippen haiku en senryu beschouw ik min of meer als uitersten op een glijdende schaal. Populair gezegd worden die uitersten gekenmerkt door de begrippen ernst en luim.
De haiku is dus een ‘ernstig’ gedicht terwijl de senryu ‘luimig’ is. Daartussen bestaan allerlei overgangen. Een goede haiku kan beslist humor bevatten, terwijl een grappige senryu wel degelijk een serieuze ondergrond kan hebben. En ergens tussen beide is dus een overgangsgebied van gedichten waarvan men met evenveel recht kan betogen dat ze een haiku’s zijn als dat ze senryu’s zouden zijn. Wat mij overigens een nogal irrelevante discussie lijkt. Zelf hecht ik eerlijk gezegd nauwelijks aan het onderscheid haiku – senryu. Maak ik toch onderscheid dan vind ik de volgende twee gedichten typisch, althans overwegend haiku:
stappen sterven weg
buiten in de zinken emmer
druppelt de tijd
Gaby Bleijenbergh ✝
Namiddaghitte.
De glazen vinnen van vissen
filteren ijlte.
W.J. van der Molen ✝
En overwegend, zo niet volledig senryu:
Twee verkoopsters
vergelijken hun dijen
achter de toonbank.
Ludo Haesaerts.
Eigen kind gescoord
scheurt ze plankgas weer naar huis
de afhaalmoeder
Jac Vroemen.
En tussen haiku en senryu in, oftewel net zo goed haiku als senryu:
de boekentafel
iemand bladert in mijn ziel
en legt hem terug
Wim Lofvers ✝
De vlier gaat bloeien –
Het meisje maakt van haar bloesje
een knoopje los.
Gerrit Wassing
Twee hoofdredacteuren van Vuursteen en een artikel op internet leiden ons tot een algemene conclusie, waarin ook de ingezonden opinies van onze lezers passen: een zeer strikt onderscheid tussen haiku en senryu is onmogelijk en ook niet wenselijk. Ze vormen samen een breed domein met dezelfde vormelijke kenmerken waarbij de structuur van drie regels belangrijker is dan een exact patroon van getelde lettergrepen. Ook inhoudelijk zorgen de vele varianten en gradaties van humor eerder voor overeenkomst dan verschil.
Uiterst links in het domein vinden we de klassieke haiku die in feite overeenkomt met zijn Japanse inspiratiebron. De wezenlijke kenmerken zijn:
– de onvoltooid tegenwoordige tijd er gebeurt iets hier en nu
– het seizoenwoord: niet formalistisch, maar doorvoeld
– het aha-moment (haiku-moment)
– drie regels (meestal volstaat één beeld)
– een keerpunt na de eerste of de tweede regel
Wat de aanwezigheid van de mens betreft, denk ik dat zowel ons uitgangspunt: de bijdrage van Hetty Rietveld en mijn inleidende bijdragen als de inzendingen van onze lezers me toelaten om hier te opteren voor de driedeling van George Swede, die we als een schuivend element ongeveer in het midden op de lijn van S > H kunnen plaatsen, omdat in de haiku de natuur wellicht zal domineren, terwijl in de senryu de aanwezigheid van de mens en zijn producten meer geprononceerd zal zijn.
Wezenlijke kenmerken van de senryu staan soms recht tegenover de haiku, maar zijn even vaak de afwezigheid van een bepaald haiku-kenmerk:
– de verleden tijd laat vaak een parodie toe op de algemene of je individuele geschiedenis
– geen seizoenwoord
– het aha-moment is eerder een flits van herkenning: je frank is gevallen
– drie regels liefst
– keerpunt meestal onnodig
– mens mag centraal staan.
Dan kreeg ik nog een reactie op mijn opmerking aangaande een inzending van Ettina J. Hansen. Zij wijst erop dat het tikkende klokje geen uurwerk is, maar een bloempje: één van de vele Campanulavarianten (een zomerbloempje dat wel eens blijft bloeien tot in de herfst, vandaar dat het de randen van de zaden kan aantikken).
Daarmee vervalt mijn eerder geuite bezwaar (Vuursteen, herfst 2007 p.79).