Max Verhart
Geert Verbeke & Jenny Ovaere: Beeldstil; foto’s en tanka’s A3 boeken, Geesteren 2007. ISBN 978-907740845-2. 116 pag.
Geert Verbeke: Frogs croak; haiku & tanka. Cyberwit.net , Allahabad (India) 2007. ISBN 978-81-8253-091-1. 48 pag.
Geert Verbeke: Brother Buddha; haiku. Cyberwit.net , Allahabad (India) 2007. ISBN 978-81-8253-094-2. 48 pag,
Geert Verbeke: Knikkeren met ma; haibuns, haiku’s & tanka’s over dementie. Haikoe-kern Antwerpen, Antwerpen 2007. ISBN 978-90-75714-44-9. 36 pag.
Christine Beekmans, Geert Verbeke (haiku’s), George Burggraaff (foto’s): Dauwbloesems – de vier siezoenen in haiku. A3 boeken, Geesteren, & Empty Sky, Kortrijk, 2006. ISBN 90-77408-18-5. 64 pag.
Over de Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd gezegd dat hij sneller schreef dan God kon lezen. Welnu, in Geert Verbeke kreeg hij een geduchte concurrent. Van de hier te bespreken vijf titels verschenen er maar liefst vier in 2007! De andere is van 2006. En om maar met de deur in huis te vallen: van mij hadden drie van die vier van 2007 beter ongepubliceerd kunnen blijven.
Hoe de publicaties van Verbeke precies tot stand komen weet ik niet, maar wel welke indruk zijn productie op mij maakt: het is het werk van iemand die op zich prachtige haiku’s en tanka’s kan schrijven, maar wie het aan voldoende zelfkritisch vermogen ontbreekt om uit zijn enorme productiviteit te kiezen wat wel en niet verdient gepubliceerd te worden.
Laat ik beginnen met de bundels die ik nogal gênant vind om te lezen: Beeldstil, Frogs Croak en Brother Buddha. Niet dat er geen goede dingen in staan, maar veel te weinig om de bundels te rechtvaardigen.
Beeldstil is een mooi verzorgd boek, zoals we dat inmiddels van uitgeverij A3 kennen. Het bevat prachtige, in zwart-wit uitgevoerde foto’s van Geert Verbeke en Jenny Ovaere, overwegend opnames van beelden of fragmenten daarvan, van wereldwijde herkomst. Onder elke foto staat een tanka van Verbeke. Op de achterkant lezen we: ‘Foto’s en tanka’s sluiten naadloos op elkaar aan (…).’
Precies – en dat is nou net wat er mis is: de foto’s en tanka’s voegen zelden iets aan elkaar toe. We zien een beeld In Nepal, waarop een duif is neergestreken en lezen: een tijdje rusten / en met geruis van vleugels / weer verder trekken / de beelden blijven roerloos / als getuigen van weleer. Op de bladzij ernaast een andere duif op het hoofd van een ander beeld, in Argentinië dit keer, met daaronder de tekst: onrustig koeren / met luid roekoeënd kroppen / doffers en duiven / trippelen op de beelden / besmeurd met witte kledders.
Tja, voor mij zij dat geen tanka’s, maar fotobijschriften, die nog overbodig zijn ook. Bijna willekeurig waar ik het boek opensla roepen de teksten irritaties bij me op, die de foto’s absoluut niet verdienen. We zien een afbeelding van een hindoegod met olifantskop naast Boeddha en lezen: de zoon van Shiva / en de mooie Parvati / is de Hindoegod / met het olifantenhoofd – / Boeddha is zijn kameraad.
Nou ja, dat heeft dan misschien nog enige waarde als bijschrift, want het behoort niet tot de gewone Westerse culturele bagage te weten wie de ouders zijn van die godheid. Maar dat een tanka noemen, is het grondig devalueren van deze dichtvorm.
Frogs croak (Kikkers kwaken) is een verzameling haiku’s en tanka’s in het Engels met kikkers en padden als onderwerp. Misschien het resultaat van het zich intensief verdiepen in doen en laten, aard en betekenis van deze amfibieën, maar helaas: die indruk wekt het niet. Het is alsof de auteur dacht: dichten over deze diertjes, daar draai ik mijn hand niet voor om! En hij zette de kraan (die hij voor zijn dichtader hield) wijd open…
Een paar voorbeelden (de vertalingen zijn van mij – MV): a whole army / of frogs jumps into the brook – / just too noisy (een heel leger / kikkers springt in de beek – / net te luidruchtig). Tja. Een erudiet bedoelde verwijzing naar Basho? Eerder een flauwiteit. Of deze: dear Rod Stewart – / female frogs think croaking / is very sexy (beste Rod Stewart / vrouwtjeskikkers vinden kwaken / erg sexy). Enzovoort, al is niet alles zó erg. Wie het mooi vind mag het zeggen, maar ik krijg er kromme tenen van. Er staan wel een paar haiku’s in die ermee door kunnen, maar als geheel blijft de kwaliteit enorm achter bij de kwantiteit.
Bijna hetzelfde geldt voor Brother Buddha (Broeder Boeddha), dat overigens tweetalig is: Engels en Nederlands. Alweer: misschien diep doorleefd, maar het wekt de indruk dat er een partij drieregelige tekstjes is uitgeramd, die, met een vaag sausje Oosterse pseudogeest overgoten, als haiku’s worden gepresenteerd. Bijvoorbeeld (Engels en Nederlands van Verbeke): tigers and dragons / on his sketching paper – / true Zen practice (tijgers en draken / op zijn schetspapier – / echte zen praktijk). Oh? En? Of: Buddha plays / with an open mind – / he hits a golf ball (Boeddha speelt / met een open geest – / hij slaat een golfbal). Ik denk wel dat ik de bedoeling begrijp, maar daar wordt de tekst geen spat beter van. En zo vergaat het me bijna voortdurend.
Toch staan er in dit bundeltje wat meer gedichten die me wel aanspreken. Bijvoorbeeld: bed and breakfast – / a fly on the Buddha / and one in my milk (bed en ontbijt – / een vlieg op de Boeddha / en één in mijn melk). Hier raken het spirituele en profane elkaar en dat zorgt voor een – in dit geval humoristische – spanning.
Dat Verbeke wel degelijk een talentrijk haiku- en tankadichter is bewijst hij overigens wél weer in het bundeltje Knikkeren met ma, dat over de dementie van zijn moeder gaat (op de laatste bladzijde veralgemeniseerd tot ‘de moeder’). Het is vrij strak gestructureerd: op de meeste rechter bladzijden een stukje proza met daaronder een haiku, gevolgd door een linker bladzijde met nog eens vier haiku’s en drie tanka’s. In het tweede deel van de bundel volgt dan nog een
reeks bladzijden met uitsluitend gedichten, waarna de bundel wordt afgesloten met weer een pagina in haibunvorm. En ja, deze teksten komen authentiek over, doorleefd, empathisch, nostalgisch, warm. Dementie manifesteert zich onder meer in ontluisterende momenten (“‘Decorumverlies,’ mompelt de dienstdoende arts.”), zoals:
naar de veldkapel op haar spiegelbeeld
om je weet niet wat te doen – wrijft ma vegen tandpasta –
moeder’s pamper lekt of is het smeerkaas
In deze simpele registraties klinkt zowel verlegenheid en gêne als liefde en vertedering door. Zo laat Verbeke ons allerlei momenten uit het dementeringsproces meemaken, zonder opsmuk, zonder afkeer, zonder vergoelijking – gewoon zoals het is. En dat overtuigt. Juist door die kaalheid ontroeren de gedichten:
ma staat voor het raam niet echt aanwezig
en likt aan de koele ruit – speelt ma met bruistabletten –
ik streel haar nekje schuim op de lippen
We volgen het proces tot en met het overlijden:
hier in het rusthuis op haar kist één roos
tikken de klokken trager – de laatste uit haar tuintje –
tijd is ook van slag het huis is verkocht
De bundel Dauwbloesems tenslotte is net als Beeldstil een uitgave van A3 boeken (in samenwerking met Verbekes eigen Empty Sky) en dus ook weer zeer fraai verzorgd. Het bevat haiku’s over de vier seizoenen, waarvan Christine Beeckmans de lente en zomer voor haar rekening neemt en Geert Verbeke de herfst en de winter. De foto’s van George Burggraaff gaan het jaar rond. Beeckmans schrijft adequaat herkenbare waarnemingen in haikuvorm op, maar echt poëzie
wordt het niet. Dan staat Verbeke duidelijk op een hoger plan. Bijvoorbeeld met haiku’s als deze:
hoe elk jaar rustig op de drenkplaatsen
de herfst buiten de lijnen kleurt de roestige badkuipen
roestrood op mistwit drab van bladeren
De herfst die buiten de lijnen kleurt: dát vind ik een ijzersterke manier om te zeggen dat al die herfstkleuren zich aan woorden onttrekken. Het andere gedicht is weer zeer simpel en onopgesmukt. Iedereen kent dat wel: een oude badkuip als drinkplaats voor het vee, roestig na verloop van tijd, waarin in de herfst bladeren onderin het water drabbig worden. En door dat alleen maar te benoemen worden de herfst en een gevoel van nostalgie en vergankelijkheid opgeroepen.
Een bundel als Knikkeren met ma, en Verbeke’s aandeel in Dauwbloesem lees ik als echt doorleefd en vind ik de moeite waard en af en toe zéér de moeite waard. De gedichten in de andere drie bundels maken meestal een gewilde, af en toe zéér gewilde, indruk. Die had Verbeke wat mij betreft daarom beter niet verder moeten laten komen dan zijn privé-archief.