Internationaal haikugezelschap bijeen in Gent

Max Verhart

Een haikufestival dat niet was georganiseerd door een haikuvereniging of haikukern: toch bracht het maar liefst tweeëndertig haikudichters uit twintig landen bijna een week lang bij elkaar in de historische Vlaamse stad Gent. Het evenement was, in samenwerking met diverse instanties, georganiseerd door de Gentse vereniging zonder winstoogmerk Viadagio (de langzame weg), die ijvert voor een duurzame, bewuste, esthetische, poëtische, respectvolle, harmonische en kwaliteitsvolle manier van samenleven en die beschikt over een vegetarisch restaurant en twee door menskracht voortbewogen, in Bangladesh gebouwde boten. Voorzitter van Viadagio is de in Hongkong geboren Ip Man, die zich bij het organiseren van het festival verzekerde van de hulp van Diederik De Beir, in ons taalgebied bekend als haikuliefhebber en -kenner. Als motto kozen zij een Nederlandstalige haiku, in 1927 geschreven door de Vlaamse hoogleraar taal- en letterkunde August Vermeijlen:

Zilvervisje glimt
Langs ’t onzeekre watervlak
En hapt er een ster.

En zo verzamelden zich op 13 september 2010 tientallen haikudichters, meest uit Europa maar ook uit de Verenigde Staten en Canada, in Viadagio’s restaurant Panda, de volgende zes dagen het centrum van het festival. Nog dezelfde avond ging een eerste van twee groepen aan boord van de beide boten, om daarin over de schilderachtige wateren van de oude stad en langs de middeleeuwse huizen, het Gravensteen, de kaden en treurwilgen te worden gevaren. Alle genoeglijk gekout werd stilgelegd, want iedereen diende de atmosfeer op zich te laten inwerken en indrukken op te doen, om daar poëzie van te maken. Daags daarop werd het tochtje overdag herhaald, terwijl de tweede groep op diezelfde dag zowel de dag- als de avondvaart deed.

Voor de meeste deelnemers was woensdag een hectische, voor de organisatoren beslist een chaotische dag. Alle dichters moesten namelijk drie haiku’s inleveren, waarvan er dan twee werden uitgekozen, die vervolgens stuk voor stuk moesten worden vertaald in drie andere talen. Dat alles moest in een bundel uitmonden, die nog diezelfde week gereed moest. Daarom moesten alle gedichten uiterlijk donderdagochtend om 9 uur gekozen en vertaald zijn. Dat lukte, maar de organisatoren hebben die nacht weinig slaap gehad!

De donderdag leek meer op wat je je bij een haikuevenement voorstelt. Men kwam bijeen in het poëziecentrum, gehuisvest in één van die karakteristieke middeleeuwse gebouwen die de oude stad Gent kenmerken. Dat poëziecentrum is trouwens één van de redenen waarom Gent een echte poëziestad mag heten, maar het voert te ver om nog andere redenen te noemen. Deze bijeenkomst was mede toegankelijk voor algemeen publiek en inderdaad doken er wat nietfestivaldeelnemers
op. Het programma bestond uit inleidingen en workshops. Jim Kacian (Verenigde Staten) sprak over haikumeesterschap, David Cobb (Groot Brittanië) hield een betoog over het gebruik in haiku van geografische namen met een icoonfunctie, Ion Codrescu (Roemenië) ging in op de nevenschikking van beeld en tekst in haiga, Pietro Tartamella (Italië) gaf zijn visie op het declameren van haiku, Zinovy Vayman (Rusland, maar wonend in de Verenigde Staten) had het over humor in haiku en Paul Mercken (onze Vlaamse Nederlander) gaf een korte inleiding over de transcriptie van Chinese poëzie in de vorm van haiku en tanka. Ter afronding van het programma lazen verschillende dichters voor uit eigen werk.

De vrijdag was vooral ontspannend. Het hele gezelschap werd in het fraaie stadhuis ontvangen door de schepen (Vlaamse pendant van de Nederlandse wethouder) van cultuur. Ook waren er rondleidingen door de stad, geleid door een gids die bijna van elke steen de geschiedenis leek te kennen. Bij de avondmaaltijd kon Ip Man het eerste exemplaar tonen van de haikubundel waaraan allen hadden meegewerkt.

De zaterdag was opnieuw een meer gebruikelijke festivaldag met paneldiscussies, die ook nu weer toegankelijk waren voor het algemeen publiek. Tamelijk opmerkelijk waren de veiligheidsmaatregelen rond de openbare bibliotheek waar een en ander plaats vond.
Maar, zo opperden enkele deelnemers, die maatregelen waren niet omdat zij als haikudichters zo belangrijk waren, maar iemand anders. En inderdaad: binnen werden allen voorgesteld aan Europees president Herman Van Rompuy. Haiku Herman, zoals hij ook bekend staat, sprak het gezelschap toe, waarbij hij, met de nodige zelfironie, verhaalde over zijn plotse internationale roem als haikudichter. ‘Ik ben nu wel de beroemdste haikudichter ter wereld,’ zei hij, ‘maar niet de beste!’ En sprekend over zijn haikubundel, uitgekomen na zijn benoeming, grapte hij : ‘Vrienden hebben er mijn beste haiku’s voor geselecteerd. Kan je nagaan hoe de slechtste moeten wezen!’

Na zijn vertrek vonden de paneldiscussies plaats. In een eerste panel hadden David Cobb, Jim Kacian, Pietro Tartamella en Ion Codrescu zitting, in een tweede de ‘Nederlandstaligen’ (al werd er ook nu Engels gesproken) Hans Reddingius, Max Verhart (Nederland), hoogleraar letterkunde Raymond Vervliet en Diederik De Beir (België). Gespreksleider was journalist en literatuur- criticus John Vervoort (België).

Aan de maaltijd die avond, zoals gebruikelijk in restaurant Panda, zaten ook de gastgezinnen aan, die de deelnemers de hele week onderdak hadden verleend (en hen vaak ook van en naar het festival hadden gehaald en gebracht). Een van de hoogtepunten was een voortreffelijke uitvoering van Schuberts Forellenkwintet door leerlingen van het plaatselijke conservatorium. Een tweede hoogtepunt was de presentatie van één van de concrete festivalresultaten: de bundel Zilvervisje glimt, met daarin twee gedichten van elk van de deelnemers plus twee van Haiku Herman alsmede de winnende gedichten uit een publieke haikuwedstrijd. Voor veel deelnemers besloot deze avond hun laatste festivaldag, aangezien ze de volgende ochtend vroeg zouden vertrokken. Een kleine groep kwam zondag nog bijeen in Panda om na de lunch afscheid te nemen en te vertrekken.

Van elk bleven evenwel één of twee haiku’s achter op grote spandoeken, die op vrijdag langs de kaden van Gentse waterwegen waren gehangen. Daar blijven ze tot in november, om te worden gezien en gelezen door voorbijgangers op de kaden en toeristen in de rondvaartboten die er voortdurend langs varen.
Algemeen was de indruk dat het een heel andere en heel bijzondere week was geweest. In zijn toekomstroman Slapstick stelt Kurt Vonnegut ons een toekomstige ex-president van de Verenigde Staten voor, wiens grootste verworvenheid is het in het leven roepen van kunstmatig uitgebreide families. Een dergelijk familiegevoel hadden waarschijnlijk alle deelnemers. Daarnaast heeft het evenement het nodige gedaan om de haiku meer aandacht en bekendheid te geven in Gent en wijde omstreken, tot geheel Vlaanderen aan toe, terwijl bovendien binnen de internationale haikufamilie de overtuiging is versterkt dat haiku inderdaad iets kan bijdragen aan een duurzame, bewuste, esthetische, poëtische, respectvolle, harmonische en kwaliteitsvolle manier van samenleven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *