Bernard de Coen
Ugo Verbeke, een handvol tederheid
H-kA vzw, 2007
ISBN 978-90-75714-41-8
De tweede haikubundel van de Kapelse dichter Ugo Verbeke (geb.1937), de spilfiguur van de Karumi kern, ontleent, bewust of niet, zijn titel aan een passage uit Een brief aan een meisje – In memoriam Joh. van ‘t Lindenhout Jr. van Martinus Nijhoff1. En ook hier staat de natuurervaring, de mens die zich met zijn zintuigen beweegt doorheen de kleine mysteries van de natuur en die er tevens deel van uitmaakt2, centraal.
Ugo Verbeke deelt met ons 105 haiku’s die begeleid worden door foto’s van de hand van zijn echtgenote. Het zijn opvallend korte haiku’s van gemiddeld veertien lettergrepen die ongelijk over de drie verzen worden verdeeld3. Zo vinden we haiku’s die de ongebruikelijke vorm 2/5/5 hebben, of nog 6/4/2. Het lijkt haast alsof Ugo Verbeke opzettelijk alleen verschillende vormdissonanten t.o.v. van de norm heeft wil uittesten.
De auteur is een impressionistisch poëet. Hij registreert wat de natuur hem biedt als de lens van een camera zonder het gegeven te willen interpreteren. Bij hem geen dubbele bodems, geen doordenkertjes, niets cerebraals, hooguit hier en daar een vergelijking tussen mens en natuur, een symbiose eerder. Soms meerdere versies van eenzelfde tafereel. Twee verzen die me meer dan de andere konden bekoren:
de laatste hommel roodborstjes
zoekt vertwijfeld bloemen – op een dennentak –
zijn ultieme vlucht kerstversiering.
Wie zich geen verdere vragen wens te stellen wanneer hij haiku’s leest is bij Ugo Verbeke aan het goede adres: gewoon het plezier van het opgeroepen beeld en de klank moeten de lezer bevredigen.
Noten
- Ging een meisje hem voorbij, dan schrijnde in hem de leegte en hij wist dat hij zich vroeger niet geschaamd zou hebben voor zijn diep verlangen naar een handvol tederheid. Het zingen van een vogel, de geur der zoete vlier, de rode gloed der wingerd kwelden hem omdat ze hem terugvoerden naar de tuin waaruit zijn leven losgerukt was. (Martinus Nijhoff)
- Voor meer details hieromtrent leze men het voorwoord van Ferre Denis aan het begin van de bundel alsook de recensie in Het Nieuwsblad (regio Kapellen) van 4 december 2007.
- Eigenlijk beantwoorden er van de 105 gedichtjes van de bundel slechts 9 aan de regel der 17 lettergrepen en daarvan dan nog slechts één aan de 5/7/5 vorm.