Aan de muur geprikt
tussen de oude meesters
een kinderkrabbel.
(Clare Timmermans)

Tweeërlei wegen
kruisten elkaar, het toeval
lachte verlegen.
(Jeanne Marteyns)

tram reed vroegertijd
rijdt nu verlicht en nachtelijk
verder in de droom
(Desiré Uydens)

Hun vorm verliezend
door dicht opeen te kleumen;
eenden op het ijs.
(Gaby Hoogenstraaten)

Hoe koud het sneeuwland. –
Koeien en paarden op stal;
het varken geslacht.
(Clara Timmermans)

Als de slager zegt
dat er geen soepvlees meer is,
neemt ze de benen.
(Marie Machen)

Bij deze vraag
lijkt elk antwoord goed te zijn.
Welk zal ik kiezen?
(Steven Cras)

Luisterend naar muziek
zijn vreugde en verdriet
in stille tweestrijd.
(Marianne van Halewijn)

Schuimbekkend worstelt
het binnenschip stroomopwaarts.
Het heet: “De Toekomst”.
(Cees Schaap)

behoedzaam neem ik
een brandend kerstkaarsje mee
het nieuwe jaar in
(M.S. van Hennik-Mosselman)

Vrome nieuwjaarswens:
het vechten voor de vrede
moet nu maar uit zijn
(Dick Roggen)

Hoopjes confetti
en stukgetrapt suikergoed.
Karnaval kwam langs.
(Maria van den Bussche)

Vele seizoenen
keek ik naar mijn horizon
over te veel heen.
(Tonny Brouwers)

Daar is niks, maar niks
wat ruik soos die droë grond
na die eerste reenbui.
(Eisina Callard)

Zwaar van het water
buigen bloesemtakken –
‘n geur van regen.
(Louky Welther)

Hoertje op de hoek
staat stil te kijken naar
schaatsers op de gracht.
(Truus Bijl-Meyling)

Voor de free sexshop
is het amsterdammertje
roze geverfd
(Els Lock)

De ongehuwde
moeder ligt heel toevallig
op kamer dertien.
(Herwig Verleyen)

gemberkompressen:
verkrampte botten worden
weldadig vermoeid
(Joop van Hulzen)

In de rieten stoel
waarin zijn vanmorgen zat
hangt nog haar parfum
(Rini Küchler)

Station bij maanlicht;
een reiziger stapt uit
en een stapt in.
(Cor Langedijk)