De sneeuw valt te vroeg

Renku door Huub Beurskens en Manon Ladru

De sneeuw valt te vroeg
dit jaar, zeggen de mensen.
‘Niet waar’, zegt de sneeuw.

De witte hermelijn vlucht
voor het eigenwijze weer.

De sporen blijven
achter, een spel van licht en
schaduw, tot de nacht.

Geen spoor, geen wit meer ’s ochtends,
donker zelfs is van de dag.

Tot de maan verscheen
in zijn boom heeft het allerlaatste
blad gewacht.

Zilverstralen verraden
de koers van wilde ganzen.

Je brief verregend,
mijn hemdsmouw nat van tranen:
‘O, dat jij hier was.’

Niets mooiers: op die foto
wij twee samen: niets ergers.

De glans verdwenen
uit het stilstaand beeld.
Geen leven, windstil.

Rook van een uitgeblazen
kaars kringelt recht naar boven.

Stilleven met fles,
leeg wijnglas en schedel: ik
in slaap voor de buis.

Door zacht getik uit een droom
gewekt; voorzomerregen.

Hij zuivert de geest,
zoals iemand gevallen
bladeren opveegt.

Leven: iets zo eenvoudigs
als een veertje dat nog zweeft.

Als bloesemknoppen
zo natuurlijk wacht de dood
op openbloeien.

Bij de lange terugreis
zingt hij zacht, de nachtegaal.

Hoor je de vogel
fluiten met dezelfde lucht
die wij ademen?

Dag in dag uit dezelfde
veranderende vallei.

Hetzelfde gezicht,
gehuld in aardedonker
of stralend zonlicht.

Een winterse motregen,
de waas die je bemijmert.

De zwarte voile
voor als ik er niet meer was
draag je waarom nu?

Geen tint meer in jouw iris
in het kleine rouwboeket.

Netjes ingekleurd
deze kindertekening
met knaloranje.

Zie de toonovergangen
naar kindzijn weerverlangen.

De man zoekt terug
zijn eerste lief – zijn hele
leven lang, vrees ik.

Een hagedis verschuilt zich
onder een oude linde.

Uitgesneden hart:
groeide het breed of hoger?
Een examenvraag.

Als een kind juichend uit school
wil hij er juist heen hollen.

De mist belemmert
hem het zicht maar niet zijn spoed.
Hij kijkt niet meer om.

Hij ziet de mieren zwoegen:
zijn evenbeeld van gister.

Niet mijn haar verf ik
maar gevallen bladeren
en hang ze terug.

Onze hoofden gloeien op
in het schrale winterlicht.

Niet één straaltje zon
op de kaften in de kast
Mijn leeslamp is stuk.

De boeken in mijn leven:
herinneren ze zich mij?

Zilvervisje glipt
tussen wat we schreven weg,
gegakker keert weer.

Ik zie de oude nesten.
Nieuw begin van vorig jaar.

Structuur van de renku: 1 Huub winter – 2 Manon winter – 3 M seizoenloos – 4 H seizoenloos – 5 H herfst, maanvers – 6 M herfst – 7 H herfst – 8 H seizoenloos – 9 M seizoenloos – 10 M seizoenloos – 11 H seizoenloos – 12 M zomer – 13 M seizoenloos – 14 H seizoenloos – 15 H voorjaar – 16 M voorjaar – 17 H voorjaar – 18 H seizoenloos – 19 M seizoenloos – 20 M winter – 21 H seizoenloos – 22 M zomer – 23 M seizoenloos – 24 H seizoenloos – 25 H seizoenloos, liefdesvers – 26 M seizoenloos – 27 H seizoenloos – 28 H seizoenloos – 29 M herfst – 30 M herfst – 31 H herfst – 32 M winter – 33 51 M seizoenloos – 34 H seizoenloos – 35 H lente – 36 M voorjaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *