De tat twam asi ervaring

Max Verhart

Dit referaat bevat een paar gedachten over de relatie tussen haiku en levensbeschouwing – en dan nog hoofdzakelijk mijn eigen levensbeschouwing. Maar ik trap af met een haiku van Inge Lievaart, die we gerust de grande dame van de Nederlandstalige haiku kunnen noemen, hoewel haar naam als dichter slechts gedeeltelijk is gebaseerd op haar haiku’s. De haiku die ik hier aanhaal is bij mijn weten voor het eerst ruim twintig jaar geleden gepubliceerd1 :

Een boot als bodem
tussen hemel en diepte
vastheid die beweegt

De eerste regel geeft een feitelijke waarneming weer, terwijl de twee volgende regels meer weg hebben van intellectuele dan zintuiglijke observaties. Lievaart, die zich op een boot bevindt (in werkelijkheid dan wel in haar verbeelding), beseft dat de bodem van de boot waarop ze staat tegelijkertijd solide is én wankel: hij is sterk en stevig, maar zal toch hevig schommelen als het water tekeer gaat.

In een latere publicatie heeft ze uitgelegd dat deze specifieke haiku in zekere zin haar christelijke geloofsovertuiging weergeeft.2 Aha, de haiku als metafoor! Godsdienst als stevige basis waarop je de stormen des levens doorstaat!

In dit verband is het niet zonder betekenis dat het woord ‘hemel’ hier zowel ‘hemelgewelf’ als ‘hemels verblijf’ kan betekenen. Maar waar het in dit verband om gaat is dat deze haiku een religieuze, in dit geval een christelijke, levensbeschouwing weerspiegelt.

Nou en? Is dat zo bijzonder? Waarschijnlijk niet. Maar nadat de haiku in het westen bekend werd, werd deze dichtvorm decennialang beschouwd als zen poëzie. In de Engelstalige wereld werd die opvatting in elk geval verspreid door zulke invloedrijke figuren als R.H. Blyth en James W. Hackett. In Nederland en Vlaanderen had mevrouw Van Tooren tot op zekere hoogte een vergelijkbare invloed met haar toonaangevende boek Een jonge maan3. In 1978 bijvoorbeeld
bestempelde een andere Nederlandse haikudichter, Lucette M. Oostenbroek, haar bij mijn weten eerste haikuboek op het omslag als ‘zengedichten’4. Eén gedicht daaruit dat mij wel aanspreekt:

als ze het konden,
sprongen ze van hun stelen af:
oranje lelies

Het gedicht van Lievaart brak in elk geval met het idee van haiku als zengedicht. Daarmee is niet gezegd dat zij daarmee de eerste was of dat dit een spectaculaire zet was, het is domweg de eerste haiku waarbij mij dat opviel. Die toonde aan dat haiku niet slecht één bepaalde levensbeschouwing kan weerspiegelen, maar verschillende. Nu ja, weerspiegelt niet elke uiting in welke kunstvorm dan ook op een of andere manier de levenshouding van de kunstenaar? Zelfs haiku’s die je als romantisch, sentimenteel of zelfs pathetisch kan beschouwen vertellen iets over wie ze schreef.

Dat gezegd hebbende, is de rest van mijn verhaal, vrees ik, nogal egocentrisch. Voor een deel is mijn gedachtegang al eerder in druk verschenen5. Uitgangspunt is een haiku van mij die in 1988 werd gepubliceerd6:

Nog voor het riet
zich weer heeft opgericht
buigt het opnieuw

Deze haiku legt simpel vast hoe de wind over het water vlaagt en het riet langs de oevers telkens opnieuw doet buigen, zonder dat het de kans heeft zich zelfs ook maar heel even volledig op te richten. Dat is alles. Ik had dat ooit eens opgemerkt, jaren voordat ik ooit van haiku had gehoord en het werd dus pas opgeschreven nadat ik met deze dichtvorm kennis had gemaakt. Nog voor het riet / zich weer heeft opgericht / buigt het opnieuw. Toen ik dat zo vastlegde schreef ik nog in het 5-7-5 patroon, maar in dit geval werd het een 4-6-4 gedicht. Ik kon niet beter, vond ik.

Pas een tijd na het schrijven bedacht ik dat het beeld van het alsmaar buigende en zich nimmer geheel oprichtende riet kon worden gezien als een metafoor – voor het leven zelf, zo men wil. Maar zulke gedachten komen naar mijn overtuiging altijd pas achteraf, zoals naar mijn overtuiging de christelijke interpretatie van haar eigen gedicht bij Inge Lievaart zelf ook pas opkwam nadat zij het gedicht had geschreven. Wie zijn eigen haiku interpreteert doet dat overigens naar mijn idee niet zozeer als schrijver van het gedicht, maar als ook maar een lezer. Diens interpretatie is allicht belangwekkend, maar
niet a priori belangrijker dan die van andere lezers. Maar daar gaat het hier helemaal niet om.

Wat is het punt dan wel? Dat valt het beste als vraag te formuleren: wat maakt een schijnbaar onbeduidende waarneming zo betekenisvol dat je er een haiku over schrijft?

In zekere zin is er geen ander antwoord dan de haiku zelf. Maar laat ik het proberen. Ik kan het niet beter zeggen dan zo: er is iets dat wordt waargenomen en er is iets – een bewustzijn – dat waarneemt en het een zonder het ander is niets of is zelfs niet. Dat je het riet ziet buigen bevestigt je eigen bestaan en dat het buigende riet gezien wordt, bevestigt het bestaan van de wind en het riet.

Je schept wat je waarneemt
Wat je waarneemt schept jou

Het verhoogde bewustzijn dat ons schijnbaar onbeduidende taferelen doet waarnemen als hoogst betekenisvol is dus een toestand waarin het waargenomene en de waarnemer elkaar scheppen. Dat is vanzelfsprekend geen natuurwetenschappelijke waarheid, maar voor mij is het beslist wel een existentiële waarheid. Die beleving ook kan worden herkend in andere haiku’s van mijn hand:

Gewoon even staan
en kijken naar wat wolken
en zijn met wat is.

Aan deze haiku is trouwens de titel van mijn eerste haikubundel ontleend: Zijn met wat is. ‘Filosofie in klein bestek,’ zo merkte een recensent op7.

Het idee van een waarnemer aan de ene en iets dat wordt waargenomen aan de andere kant wekt de indruk een dualistische benadering te zijn. Maar is het dat ook? Als het ene het andere schept kan geen van beiden op zichzelf bestaan en zijn beiden dus feitelijk twee aspecten van wat uiteindelijk een eenheid is. Dus wat oppervlakkig beschouwd dualistisch lijkt, komt in feite neer op een monistische beleving van het bestaan.

Men kan dus zeggen dat een haiku een existentiële ervaring beschrijft: zelf evenzeer deel te zijn van al wat is, als dat al wat is, deel is van jezelf. Zoiets beleef je soms veel nadrukkelijker dan gewoonlijk: je ervaart het in de wankele vastheid van een boot, je neemt het waar in oranje lelies die lijken van hun stelen af te willen springen, je onderkent het in het onophoudelijk buigen van riet in de wind, je bespeurt het in wolken die langs de hemel drijven – en in talloze andere situaties en momenten. En hoe feitelijk je zo’n ervaring ook onder woorden brengt, hoezeer je ook jezelf als schrijver buiten het beeld
probeert te houden dat je oproept, jij bent het die het beeld onder woorden brengt, het is jóúw ervaring in jóúw woorden. In zekere zin beschrijf je louter jezelf. Ja, in dat opzicht is elke geslaagde haiku ook een zelfportret.

Wat je zegt ben je zelf.

Deze monistische beleving van de werkelijkheid is natuurlijk niks nieuws. In feite is een dergelijke monistische levensbeschouwing al duizenden jaren oud. Eerlijk gezegd vind ik dat mijn formulering ‘zelf evenzeer deel te zijn van al wat is, als dat al wat is, deel is van jezelf’ niet wezenlijk verschilt van wat in het Brahmanisme ‘adwaita’ genoemd wordt. Dat is een woord uit het Sanskriet, een taal die ik niet beheers, wat niet wegneemt dat ik dat woord toch denk te kunnen vertalen. Sanskriet is een Indo-Europese taal, net als ons Nederlands. In onze taal (en andere Indo-Europese talen) kennen we nog steeds het voorvoegsel ‘a-’, waarmee een ontkenning wordt bedoeld, in woorden als amoreel, aseksueel en agnostisch. Dus de ‘a-’ in adwaita betekent ‘niet’. In ‘dwai’ herkennen we ons eigen ‘twee’. Het ‘-ta’ in Sanskriet begrijp ik tenslotte als een achtervoegsel dat overeenkomt met ons ‘-heid’ (in het Italiaans, een andere
Indo-Europese taal, kom ‘-ta’ in die betekenis trouwens nog steeds voor!). ‘Adwaita’ kan dus letterlijk worden vertaald als ‘niet-tweeheid’ 8.

En inderdaad, dat is precies de betekenis van het woord adwaita in het Brahmanisme, dat zo’n drieduizend jaar geleden in India de heersende levensbeschouwing was en ons is overgeleverd in de Upanishads, onderdeel van de veda’s, waarin de wijsheid en rituelen van toen en daar zijn vastgelegd. Kernbegrippen in die
Brahmanistische levensbeschouwing zijn de begrippen Brahman en atman. Mijn inzicht in deze materie ontleen ik in belangrijke mate aan Hans Joachim Störigs Geschiedenis van de filosofie9.

‘Brahman’, aldus Störig, betekende oorspronkelijk simpel ‘gebed’, maar de betekenis evolueerde naar ‘heilige kennis’ en verwees uiteindelijk naar een scheppend beginsel, waaruit de wereld in al zijn verscheidenheid en veelheid van verschijnselen is voortgekomen. We moeten Brahman evenwel niet als God begrijpen, maar als een soort oorspronkelijke, buiten de schepping staande, gegevenheid. Brahman wordt soms wel vertaald als ‘wereldziel’.

‘Atman’, zo wordt uitgelegd, betekende oorspronkelijk ‘adem’. Het etymologisch verband tussen beide woorden is nog altijd herkenbaar en in het Duitse woord voor ademen, atmen, zien we het woord atman zelfs nog bijna letterlijk terug! Maar net zoals ‘gebed’ (Brahman) evolueerde naar ‘wereldziel’, evolueerde ‘adem’ (atman) naar ‘wezen’ of ‘zelf’. Dat moet niet begrepen worden als zoiets als ‘geest’ of ‘ziel’, maar als onze allerdiepste kern, ontdaan van lijfelijk
omhulsel en psyche.

Dat zijn dus de twee kernbegrippen: Brahman en atman. Maar u laat zich natuurlijk niet wijsmaken dat we hier een dualistische levensbeschouwing bij de kop hebben, vooral niet omdat ik al een ander kernbegrip uit het Brahmanisme heb gepresenteerd: niet-tweeheid (adwaita). En inderdaad, in deze levensbeschouwing zijn uiteindelijk Brahman en atman identiek. Dit wordt uitgedrukt in de beroemde formulering: tat twam asi. Dat ben jij 10.

Doet dat niet sterk denken aan mijn beleving dat waarnemer en waargenomene louter twee aspecten van één en hetzelfde zijn? Tat twam asi: je bent alles om je heen. Waarnemer en waargenomene zijn één. Wat je zegt ben je zelf.

Let wel, ik betoog niet dat ik Brahmanist ben, maar wel dat ik mij, van alle levensbeschouwingen waar ik enige kennis van heb, het best kan identificeren met het Brahmanisme. Het is een manier waarop de werkelijkheid kan worden beleefd – niet voortdurend, maar af en toe. Op sommige momenten waarin mij dat overkomt
denk ik soms letterlijk: ‘Brahman is hier merkbaar aanwezig.’ Maar dat is hij natuurlijk altijd, ik ben me er alleen niet voortdurend van bewust. Naar mijn idee is alles een manifestatie van Brahman: wolken, gras, verkeerslichten, rotsen, bergen, lelies, boten, aanstekers, liefde, oorlog, enzovoort. En haiku’s kunnen het verslag zijn, en zijn dat in mijn geval soms ook, van zo’n tat twam asi ervaring.

Ik besluit met zo’n verslag, waarbij ik er toch maar even op wijs date er het woord ‘adem’ in voorkomt, dat, zoals uitgelegd, etymologisch direct verwant is aan het woord ‘atman’:

ik adem
dezelfde lucht in
als die mussen

Vertaling van een oorspronkelijk Engelstalige inleiding, gehouden op 28 juni 2009 op la Seconda Conferenza Italiana Haiku (Tweede Italiaanse Haiku Conferentie) in Turijn. Nederlandse vertaling van de auteur.

1. Vuursteen VII-2, zomer 1987.

2. Ik put uit mijn herinnering, want heb de feitelijke publicatie niet kunnen terugvinden.

3. J. van Tooren: Een jonge maan. Meulenhoff, Amsterdam 1973.

4. Lucette M. Oostenbroek: Wachtwoorden. De Beuk, Amsterdam 1978.

5. Max Verhart: Wat je zegt ben je zelf. Kortheidshalve VI-1, oktober 1996.

6. Vuursteen VIII-4, winter 1988.

7. Karel Hellemans: filosofie in klein bestek. Vuursteen XIV-1, lente 1994.

8. Adwaita is ook het pseudoniem van de Nederlandse dichter J.A. dèr Mouw (1863 – 1919), die er een Brahmanistische levensbeschouwing op nahield. Hij kon dat overigens aardig relativeren en ironiseren, getuige bijvoorbeeld de dichtregel uit de (postume) bundel Brahman I: ’k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.

9. Hans Joachim Störig: Geschiedenis van de filosofie. Het Spectrum, Utrecht 1962.

10. Harry Mulisch parafraseert deze uitdrukking in zijn roman De Diamant (1954), in een scène waarin het volk in het oude India de koning voor mager scharminkel uitmaakt. ‘Tat twam asi,’ gilt die terug, wat, aldus Mulisch, ‘je zult jezelf bedoelen’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *