Haiku in het onderwijs

Karel Hellemans

Het lijkt ons om vele redenen verantwoord en wenselijk om in dit tijdschrift wat plaats in te ruimen voor bijdragen die betrekking hebben op het aanwenden van de haiku=poëzie in het onderwijs. Hiervoor hebben we reeds enkele bijdragen binnengekregen. Vooraf zouden we toch graag een algemeen kader willen schetsen waarin nadien concrete ervaringen en experimenten hun eigen plaats kunnen innemen.

We wensen een onderscheid te maken tussen twee aspecten van het onderwijs waarbij de haiku zeer zinvol kan betrokken worden. Vooreerst is er het bevorderen van de taalcreativiteit; daarnaast het vergemakkelijken van de waardering van poëzie in het algemeen. We laten het vreemde talenonderwijs buiten beschouwing, al valt er met haiku in het Engels (lezen, schrijven) ook zeker wel wat te doen.

Tussen beide vernoemde aspecten is er natuurlijk een intense band, maar het is toch zinvol om ze als afzonderlijke wegen te bewandelen. Er is meer: de hierboven aangegeven volgorde is helemaal niet noodzakelijk. We kunnen eerst haiku’s lezen en interpreteren en pas in een later stadium met de leerlingen haiku’s gaan schrijven, maar ook het omgekeerde is zeer goed mogelijk. Eigenlijk behoort het lezen van haiku’s tot het literatuuronderwijs, het schrijven van haiku’s tot taalonderwijs. Ook dit is een boeiend en positief aspect van de haiku in het onderwijs: de grens tussen taal- en literatuurstudie vervaagt. De leerlingen leren tegelijkertijd zichzelf nauwkeurig, beknopt, synctactisch uit te drukken, terwijl ze tevens gevoelig worden voor de taalgevoeligheid van de dichter

Het bevorderen van de taalcreativiteit

Doelstellingen

  • nauwkeurige observatie, die moet voorafgaan aan elke taaluiting.
  • heldere verwoording, met aandacht voor woordnuances.
  • respecteren van vorm-aspecten, niet om de literaire waarde, maar (voorlopig) als een eis tot beknoptheid, sterke zeggingskracht.

Werkwijze

Ervan uitgaande dat de leerlingen voor het eerst met de haiku geconfronteerd worden, is het niet nodig van bij het begin de link met de Japanse poëzie te leggen. Het lijkt ons beter in een korte inleiding de komende lessen voor te stellen als oefeningen in taalvaardigheid, waarbij slechts twee regels gelden: de beschrijving van een observatie, in drie regeltjes van 5-7-5 lettergrepen.

Als voorbereiding kan U, in het ideale geval, een korte, stilzwijgende wandeling maken in tuin, park of vrije natuur. meestal zal dit onmogelijk zijn, maar dan kan U uitgaan van een concreet seizoensgebonden voorwerp uit de natuur, een bloesemtak, een bloem, een vrucht… terwijl in de hogere klassen een motief al voldoende kan zijn, vallende bladeren, een vogelverschrikker, een sneeuwman… (in lagere klassen kan dit ook, maar dan is het aangeraden eerst een tekening te laten maken).

Het eerste stadium is observatie: het aandachtig met alle zintuigen opnemen van het gegeven, het voelen van de context. Als leraar weet U zelf waarschijnlijk in hoever uw klas daartoe in staat is: wellicht kan de aandacht gaande gehouden worden door verbale raadgevingen en opmerkingen.

Hierna kan een vrije associatie volgen: “Waaraan denkt U bij het observeren?”/ Kinderen beschikken over een frisse verbeelding en zullen wellicht tot nogal eigenaardige associaties komen. Laat ze eventueel een woordje uitleg geven. Verrassende en komische associaties leveren voor een eerste oefening dikwijls het dankbaarste materiaal. Alle associaties kunnen op het bord geschreven worden.

Dan volgt de opdracht: tracht in een opgelegde korte vorm (5-7-5) een objectieve, duidelijke beschrijving te geven van uw observatie en/of associatie. U kan er hier op wijzen dat de eerste bedoeling de goed geformuleerde waarneming is maar dat er in de eindtekst toch een suggestieve spanning mag liggen. De gemakkelijkste methode hiervoor is het aanwenden van een tegenstelling. Voor wat oudere leerlingen kan men dit als een bijkomende opgave formuleren: zorgen voor een tegenstelling bij het begin van de tweede of derde versregel.

De leerlingen zullen snel gewaarworden dat eenvoud allesbehalve ‘eenvoudig’ is. Een situatie helder in een beperkt aantal woorden vatten, is reeds een zware opgave. Bovendien menen we dat de leraar veeleisend moet zijn voor de formulering: correcte syntaxis, goede woordkeuze, geen stoplappen of afkappingstekens, geen willekeurig versnijden van een zin in 5-7-5. Een leerling die een heel verhaaltje tracht te condenseren kan ‘t aanraden slechts één aspect tegelijk te behandelen, of de kern van de situatie eruit te distilleren; wie lettergrepen teveel heeft, moet op zoek gaan naar synoniemen of moet woorden schrappen.

Wellicht moet men in het begin het exact tellen van de lettergrepen eerder voorstellen als een ideaal dan als een dwingende noodzaak. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat de leerlingen anders al te veel belang gaan hechten aan deze formele kwestie.

Als de leerlingen een zekere vertrouwdheid hebben met de vorm, kan men ovegraan tot het behandelen van andere aspecten. Een van de meest voorkomende problemen is de neiging van de leerling om gewichtig te gaan doen: moraliserend of pseudo-diepzinnig of sentimenteel. U moet dan herhalen dat het eerst en vooral om een objectieve beschrijving gaat: wat zie je, wat hoor je, wat ruik je… en nog niet om wat voel je, wat denk je. Om dezelfde redenen is het best vergelijkingen en metaforen zoveel mogelijk te weren, al mag U hierin niet te strikt zijn: op dit eerste niveau zijn de beste haiku’s vaak metaforisch. Wellicht is het best het niet principieel aan te moedigen. Het accentueren van het hier en nu van het gebeuren (in de tegenwoordige tijd schrijven) voegt toe aan de levendigheid, de objectiviteit en de mogelijkheid tot inleving van de anderen.

Het is waarschijnlijk overbodig er hier tenslotte aan toe te voegen dat de hulp van de leraar vooral in aanmoediging en suggesties ter verbetering en niet in afbrekende kritiek ligt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *