Zes pijltjes rennen

door: Leidy de Boer

Haikukern Haaglanden, Zes pijltjes rennen, Uitgave in eigen beheer bij mijnbestseller.nl, november 2020, softcover, A5-formaat, 61 pagina’s.

De haikukern Haaglanden is in 1980 gestart als de eerste kern in Nederland. Op dit moment heeft de kern zes leden die eens per zes weken bij elkaar komen. Binnen de groep zijn, ik citeer: ‘verschillende inzichten, opvattingen en ervaringen over hoe een haiku te schrijven. Ieders mening doet ertoe en juist daar leren we veel van.’ In de kern worden diverse onderdelen verkend, ‘van het maken van een traditionele haiku, senryu tot tanka, haiga en haibun’. Af en toe wordt meegedaan aan een wedstrijd. De leden zijn vrij in het gebruiken van interpunctie in de teksten en gedichten. In deze jubileumbundel vinden we een weerslag van de afgelopen vijf jaar, waarbij is uitgegaan van de voorkeur van de auteurs.

Ma het voorwoord wordt er in drie pagina’s uitleg gegeven over de diverse Japanse poëzie- en prozavormen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar de website haiku.nl.

Bij de uitleg over haiku lezen we over de 5-7-5 lettergrepen, maar ook dat een haiku één zin is die in één ademtocht kan worden uitgesproken. Dit laatste is voor mij nieuw terwijl ik toch geen nieuwkomer in het beoefenen van deze dichtvorm ben. Ik heb wel eens gehoord dat een haiku niet langer zou duren dan een ademtocht. Dat een haiku één zin zou omvatten conflicteert met de opvatting dat een snijwoord, snijpunt, breekpunt of iets dergelijks veel kan bijdragen aan de diepgang en de spanning van het vers.

Wanneer en zo kort vers als een haiku de vorm heeft van een doorlopende zin kan dat tot gevolg hebben dat je er als lezer te snel doorheen raast, waardoor de inhoud minder tot je doordringt. Een voorbeeld is het tweede vers van Willem Kasteleyn dat ik verderop citeer.

In Zes pijltjes rennen wordt onderscheid gemaakt tussen haiku en senryu, terwijl ook geconstateerd wordt dat dit onderscheid tegenwoordig niet vaak meer gemaakt wordt. De Vuursteenredactie kiest er bijvoorbeeld voor om haiku’s en senryu’s onder de verzamelnaam ‘haiku’ te laten vallen, al komt dat weliswaar nog niet tot uitdrukking in de ondertitel van ons blad.

Deel I – Vrije keuze haiku en senryu telt ruim twaalf pagina’s, voor elk lid twee; elk blad op een enkele uitzondering na gevuld met vier verzen over allerlei onderwerpen.

verrast kijk ik om –
het fiet fjieuw fluiten blijkt voor
andere benen


Karen de Boer
scheerles van papa –
in de wastafel drijven
eerste baardhaartjes


Karen de Boer
niet te ontwijken –
zijn vannacht geweven web
wordt een haarnetje


Karen de Boer
een V van vogels
verdwijnt aan de horizon
sjaal, mutsen en wanten


Kaat Deprez
Ik verstop me
in de schaduw van het maanlicht
en verdwijn zachtjes


Joyce Fredriksz
Mijn poëziealbum
woorden van toen, gezichten
vol herinnering


Joyce Fredriksz
zes pijltjes rennen
over de waterlelies –
eendje struikelt


Louise de Groot
een visdief heeft beet –
de plons in de koelte klinkt
heel aantrekkelijk


Louise de Groot
Ver weg van de wal
doemt op en duikt weer onder
de vin van een vis


Willem Kasteleyn
De vliegers hangen
als stille torenvalken
boven de duinen


Willem Kasteleyn
De ophaaldienst staakt
het vuil hoopt zich verder op
tussen oleanders


Hanneke Lameijer
de dagen korten
aan de oude hortensia
nieuwe uitlopers


Hanneke Lameijer

Deel II – Specifieke vormen en thema’s heeft verschillende onderdelen. Zo zijn er twee pagina’s met in totaal zeven tanka’s.

Bergen, sawahs en
palmbomen, het schilderij
aan de muur, in de
woonkamer van heel ver weg
in het land van mijn ouders


Joyce Frederiksz
na het gehagel
gedonder en gebliksem
code oranje
pianoklanken in de tuin
met warme zonnestralen


Hanneke Lameijer
Oostenwind steekt op
overal langs de vloedlijn
spoelen kwallen aan
Met houten stokjes prikken
kinderen er zachtjes in


Willem Kasteleyn

Na de tanka’s volgt een pagina met vier verzen over het thema vrede.

op het bunkerpad
knielt het jonge kind en plukt
bloemen, één voor één


Kaat Deprez
een stil landschap
de strijd lijkt gestreden, door
nevel toegedekt


Louise de Groot

Van vijf leden, verdeeld over tien pagina’s, haiga’s over het thema vogels opgenomen. De illustratie staat steeds op de rechterpagina. De verzen staan boven de illustratie. Bij vier haiga’s vinden we het vers ook in de tekening terug.

Het lijkt alsof de verzen over de vogels er eerst waren en dat daar tekeningen bij gemaakt zijn. Boeiend is het verschil in tekenstijl, in het materiaal dat gebruikt is en de ontwikkeling van de maker. Een minpunt vind ik dat voor alle haiga’s geldt dat het beeld wel heel dicht bij het vers is gebleven waardoor de beelden feitelijk illustraties bij de tekst zijn, en er nauwelijks sprake is van enige spanning tussen beeld en tekst.

De meest abstracte is de haiga van Kaat Deprez, de reiger uit het vers ontbreekt in de tekening. Grappig is dat in de tekst in de tekening, waarschijnlijk met een oude typemachine in de afbeelding gezet, en dan ook nog deels verticaal en deels horizontaal, gerept wordt van een witte reiger en niet van een zilverreiger.

de zilverreiger
staat verscholen in het riet
de vis zwemt – voorbij


Kaat Deprez

Na de haiga volgen twee pagina’s met verzen over het thema tango.

vuurrood in de zon
vloeiend in haar bewegingen
de amaryllis


Louise de Groot
slierten vogels
haken aan en schuiven in
de lucht gedeeld


Hanneke Lameijer

In de rubriek Haibun is over twaalf pagina’s verdeeld, van ieder lid een haibun opgenomen.

De eerste De tuin van mijn opa van Karen de Boer, werd – in een iets andere versie – in het winternummer van Vuursteen (2020) gepubliceerd.

In de haibun Een lege koffer vertelt Joyce Frederiksz over het vertrek van West Java op een Schots transportschip naar Nederland. Het ontroerende verhaal wordt afgesloten met twee verzen. Het tweede vers is niet goed te begrijpen zonder de tekst van het verhaal, maar als je het verhaal gelezen hebt, voegt het vers niet veel meer toe. Schip vol van alle / dagen wachten en schapenvlees / naar het koude land. Wat ik bij de haiga’s al opmerk, ook bij haibun verwacht ik enige spanning tussen een vers en het proza.

De haiku van Louise de Groot bij de vuurtoren / strandlopers langs de vloedlijn / door de kijker gespot brengt wel iets nieuws bij haar verhaal over een verblijf op een Waddeneiland.

Hierna vinden we twee pagina’s met verzen over corona. In dit deeltje staan verrassende verzen, verzen waarin het woord corona ontbreekt, verzen die een jaar geleden nog onbegrijpelijk waren, maar die nu op een bijzondere manier deze bijzondere tijd verwoorden.

rood-wit afzetlint
zigzag over de speelplaats
stoeit slechts met de wind


Kaat Deprez
achter de spreker
danst ze met haar handen –
de gebarentolk


Louise de Groot

De bundel gaat verder met een enkele haikusuite van Karen de Boer. En tot slot vinden we nog bijna twee pagina’s haiku’s met dezelfde beginregel, de openingsregel van een haiku van Issa:

midzomermiddag;
de rivier maakt geen geluid
alleen rietmussen
midzomermiddag
het ruisen van de bamboe –
enkel dat geluid


Louise de Groot
midzomermiddag
in de tuin kruipen slakken
naakt naar de schaduw


Willem Kasteleyn

Het aardige van zo’n jubileumbundel is dat hij een actueel beeld geeft van waar deze kring zoal mee bezig is en hoe er door de leden over haiku gedacht wordt.