In zwarte strepen,
het land zover ik zien kan
ondersteboven.
(Kees Buurman)
ruimte, licht en lucht
een witte streep in het blauw
langzaam erdoorheen
(Francisca Stam)
achter de bergen
die we niet meer beklimmen
daalt langzaam het licht.
(Anton Gerits)
Zachter wordt het licht
als stilaan de nevel daalt
op het vlakke land.
(Pom Hoogstadt)
Een lichte nevel
versluiert verre huizen
tot vage vormen.
(Piet Zandboer)
Uit verre tuinen
in licht verloren, hoor ik
een vogel fluiten.
(J. van Tooren)
de merels zingen;
door de loodgrijze hemel
gloort laag avondlicht
(Hans Reddingius)
Palen en schrikdraad
perken bezittingen af;
het uitzicht blijft vrij
(Piet Zandboer)
voor de huizenrij
bolt het bruggetje zijn buik
over het slootje
(Paula Gomes)
Vlinder boven zee
nergens kun je rusten –
de kust is nog ver.
(Ton van Wijnkoop)
Kennemerduinen
de ruwe kreet van een meeuw
herstelt de stilte
(Servaas Goddijn)
In een zomerstorm
jagend over de duinen
blijft een meeuw zweven.
(Tonny Brouwers)
Boven op het duin
hangen tegen windkracht tien
mensen te kijken.
(Kees Lautenschutz)
“glurend langs wolken
plekt de zon goud op het land
en zilver op zee”-
(Louis Tiessen)
Een streepje zonlicht
schittert op het wandelpad,
een wolk neemt haar mee.
(Christiaan Germonpré)
Wandelend op het strand
hoor ik door de zeevlam heen
het golvenspel
(D. van Reyendam)
Op het strand ligt daar
heel stil een asgrauwe schelp
eens deinend in zee.
(Nanno Meyer)
In lange richels
de zee die zich uitrimpelt
tot minder dan niets.
(W.J. vand er Molen)
Tussen de duinen
zie ik telkens de branding
op grijsgroene zee.
(J.J. van der Bendl-Feths)
De zon is onder
op het hoge duin blijven
herinneringen
(L. Schaab-Wijers)
Midden in de nacht
over grote afstanden
rillingen van licht.
(W.J. van der Molen)