Karel Hellemans
Momotose no
Keshiki wo niwa no
Ochiba kana
100 jaar geleden werd de Menshoji (= tempel) verhuisd en heropgebouwd in Hirata.
Bij een bezoek aan deze tempel dichtte Basho een begroetingsvers voor de opperpriester Kono Michikata, een van zijn leerlingen. Mevrouw Van Tooren vertaalde hem als volgt :
Een blik in de eeuwigheid
ontdek ik in de gevallen blâren
in mijn tuin …
Frank Histed stelt een afwijkende vertaling voor:
dorre bladeren
in mijn tuin – de eeuwigheid
in één blik doorgrond.
Beiden verplaatsen de waarneming naar hun eigen tuin en spreken over een blik in de eeuwigheid. De plaats wordt ingekrompen en de tijd verruimd. Dat die eeuwigheidsgedachte beter op zijn plaats is in een tempeltuin is hun ontgaan in hun concentratie op het ik van de waarneming en de gedachtesprong. Willy Cuvelier probeerde dichter
bij de Japanse tekst te blijven en werkte met het boek van Toshihara Oseko: Basho’s Haiku (Literal Translations for those who wish to read the Original Japanese Text)
Honderd jaar
een teken in een tuin
gevallen bladeren.
Hij tekent aan dat in het Japans enkelvoud en meervoud identiek zijn : honderden jaren, wat die transpositie naar eeuwigheid in de vorige twee vertalingen enigszins verantwoordt. Dat die terugblik in de tijd door de gevallen bladeren eigenlijk verhinderd wordt, vinden we nergens.
Ik riep de hulp in van professor Willy Vande Walle die zei dat het belangrijkste woord ochiba was ; gevallen bladeren (of collectief : blad) een woord waarin de werkwoordfunctie nog aanwezig is door het benoemen van keshiki uitzicht als lijdend voorwerp: bladeren zijn gevallen en blijven liggen op dat uitzicht van zoveel eeuwen.
Samenvattend:
Honderden jaren –
hun uitzicht in deze tuin
onder gevallen blad.
Een tempelcomplex dat sinds honderden jaren bedolven ligt onder gevallen bladeren of beter een eeuwenoud tempelcomplex dat deze herfst echt helemaal bedolven ligt onder gevallen blad(eren), is minder erg dan zo’n complex dat door de jungle overwoekerd werd met lianen, struiken en echte bomen.