Applaus

door: Marian Poyck

Jeanine Hoedemakers, Applaus, Uitgeverij Vliedorp, Houwerzijl 2020, ISBN 978-94-6048-085-0, een selectie uit Jeanines haiku’s en tanka’s van de afgelopen tien jaar.

We hebben er negen jaar op moeten wachten, de nieuwe bundel van Jeanine Hoedemakers, die volgt op de eerdere bundels Sierlijk vallen (2007) en Pauwenveren (2011). Omdat we weten dat zij graag en veel schrijft, wat onder andere te volgen is op jeaninehoedemakers.wordpress.com, was het dus wel te verwachten dat er een groot aantal haiku’s / tanka’s om voorrang hebben gestreden om in deze bundel een plek te krijgen. Uiteindelijk bevat hij niet minder dat 274 gedichten in 25 van titels voorziene hoofdstukjes met lengtes variërend van 3 tot 22 afzonderlijke haiku’s / tanka’s. Daaronder twee reeksen die weliswaar gepresenteerd worden als vier en drie lossen haiku’s, maar die in feite doorlopende gedichten vormen: ‘Jaren heten ze’ en ‘Alles verschoof wat’. Op de 39e pagina met gedichten (de bundel kent geen paginering) staat vervolgens nog een vrij gedicht dat handelt over het proces van wikken en wegen dat voorafgaat aan de definitieve vorm van een haiku: ‘Sneeuwvlokjes’. Daar is de haikuvorm geheel losgelaten.

De titel en de afbeelding op de omslag komen van de haiku:

een klaproos slechts
en het is alsof de dag
applaudisseert

Maar op nog twee plaatsen in de bundel is een vorm van applaus aanwezig: in de haiku over de doos met spullen voor de kringloop waaruit een lintje steekt (applaus voor jezelf: goed opgeruimd) en de haiku over de tandarts die het helemaal snapt, en je na jaren hard werken een kroon geeft.

Jeanine pakt een veelheid van onderwerpen bij de kop: muziek, vogels, observaties van het menselijk bedrijf, de tienerleeftijd, drankgebruik/-misbruik, aftakeling en dood en het afscheid dat daarop volgt, de auto, een haperende communicatie, oud en nieuw, corona, en het verloop van een dag, dit in de voor haar kenmerkende scherp observerende stijl, waarin ironie, humor en ernst elkaar afwisselen:

de muzikanten
het plezier dat ze hebben
in droeve muziek
op de foto
van het getjilp en gekwetter
enkel hedera
voor de dienst
is de zon alvast
gaan zitten
de pen was gratis
als hij ermee gaat schrijven
begrijpt hij waarom
haar puberzonen
het enige dat beweegt
zijn de duimen
oude kerstgroep
het nieuwe kindje Jezus
past niet in de kribbe
een kapot beeldje
met secondelijm lijmt zij
zichzelf aan een scherf
in de berm
twee grote kruisen
en een kleintje

Jeanine maakt graag gebruik van verrassende beeldspraak:

we graven beiden
naar de juiste toonhoogte
van naderen
in mijn woorden
het onhandige getimmer
aan een brug
ze zorgt voor hem
maar de gulp van vaders broek
een onneembaar fort
na het schoffelen
harkt hij ze bij elkaar
zijn gedachten

De opmaak van de bundel, met tot wel acht gedichten op één pagina met steeds maar één witregel ertussen, kan je er als lezer toe verleiden om hem even snel door te jassen, maar daarmee doe je de inhoud geen recht. Er zijn reeksen die bijna een suitevorm hebben, in andere reeksen kunnen de overgangen van het ene naar het andere gedicht nogal eens lastig te nemen zijn, en het is ook niet altijd even duidelijk wat de argumenten waren om ze bij elkaar onder een noemer te plaatsen. Daar is het dus des te belangrijker om de haiku’s / tanka’s afzonderlijk – als bonbonnetjes – te proeven, en er per gedicht even de tijd voor te nemen.

Zoals vaak bij het lezen van haiku’s en tanka’s: je eigen stemming bepaalt mede hoe je ze waardeert. Dat geldt zeker voor deze rijkgeschakeerde bundel waarin gedichten uit een zo grote periode verzameld zijn. per keer dat je hem bekijkt springen er steeds weer andere gedichten naar voren.