stil op het perron
jouw ogen op mij gericht
één klein gedicht: jij!
(Lia Barbiers)
Zo lang geleden.
Heel kort, in het voorbijgaan,
kijkt ze door me heen.
(Pim Cuypers)
Na zoveel jaren
in grootmoeders latafel
mijn eerste schoolschrift
(Bert Willems)
Grootmoeders ogen
als zij haar kleinkind beziet
de blik van vroeger.
(Heidi van Schuylenbergh)
Olijke ogen
in een gezicht vol groeven
klaar voor elk grapje.
(Truus Bijl-Meyling)
Ik sluit mijn ogen
om de pracht te bewaren
van je tederheid.
(Charles-Louis Senelle)
Je kijkt me aan en
Telt rimpels op mijn gezicht.
Wreed, wreed spiegelbeeld.
(Pim Cuypers)
wijd open ogen
als ik haar welterusten kus
daar tuimel ik in
(Servaas Goddijn)
Tussen al de post
ligt er dat rustig handschrift:
klokken gaan luiden.
(Gaby Bleyenbergh)
hoe kleiner mijn huis
hoe groter mijn woning –
de wind waait er door.
(Anton Gerits)
een serenade
golft warme bewogenheid
door het open raam
(Lia Barbiers)
Grind op het tuinpad
lichtzinnig betreden mijn
voeten de oertijd.
(Roel Houwink)
Het eerste geluid
van de morgen: in de gang
de plof van de krant.
(Yka Frijlink)
De afscheidsbrief.
Zacht en vochtig is
de winternacht.
(Cor Langedijk)
Kathedraal van Reims:
het azuur van de rozet
brandt in de koelte.
(Diederik de Beir)
De stadsgracht spiegelt
statige grachtenhuzien
tot gladde kronkels
(Egbert de Boer)
Midden in de stad
staan de gelieven stil
zien alleen elkaar.
(Lutha de Vries)
Beetje bij beetje
laat je meer van jezelf zien
je komt dichterbij.
(Ellen Hopster)
Een Turkse moeder
op het gras naast de zandbak
met al die kleren
(Jet Holleman)
De dochter loopt trots
met haar zwellend buikje;
de moeder zwelt mee.
(Paul van den Bergh)
Kamer in maanlicht,
zwart-wit glanze de toetsen;
een serenade
(Maria Kleinhaus)