| Machtige grijzen houden de zon gegijzeld op de langste dag. (G. Bleijenberg) |
| alleen een muurtje houdt de waan overeind tussen de buren (Paul Claessen) |
| Ach, kon hij maar wat ervaring inruilen voor wat jeugd van vroeger!… (Hubert de Splenter) |
| Deze week eten zij gezonde rode kool; – moeders wil is wet. (Hubert de Splenter) |
| Het hoogste woord werd gevoerd vanuit de zetel met de hoogste rug. (Hubert de Splenter) |
| Statige lanen leiden naar een bestemming die niet meer bestaat (Jan Caro) |
| Boven de winkels bewaren oude huizen hun deftig aanzien (Jan Caro) |
| de zak met appels knerpt en opent zichzelf op het aanrecht (Thea Witteveen) |
| Het stoppelig maisveld heeft al niets armzaligs meer. Toch blijft het sneeuwen. (Mac Verhart) |
| het kan de maan zijn, of een verre, witte wolk – de zomeravond (Marcel Smets) |
| Een merel strijkt neer op het gras, buigt voorover en luistert, luistert. (Michel Wielinck) |
| Veren en botjes het stilleven van de dood tussen rottend blad. (Jan van der Meulen) |
| Daar komt mijn kat thuis – avontuur in zijn looppas. “Hallo”, zeg ik zacht. (Hilde G. van der Veen) |
| Tinten vervagen Wolken, zon en golven Niets is van zichzelf (Silva Ley) |
| We hebben gepraat; de treindeuren sluiten zich; niets is gezegd. Op een eindeloos perron trippelen grijze duiven. (G. Bleijenbergh) |
| wijdbeens aan dek staan met de wind strak in de rug weer zeerover zijn en schepen gaan enteren die al heel lang zijn vergaan (Fred Flohr) |
| geheel onverwacht met jou uit dineren gaan laat in de avond – vóór de bladeren vielen was het eigenlijk al herfst (Fred Flohr) |
| op klaarlichte dag heb jij mijn hart gestolen je deed het zo lief dat ik mij niet verzette maar nu zit je er wel mee (Fred Flohr) |
