Keuze uit ingezonden werk – Vuursteen winter 1985

Machtige grijzen
houden de zon gegijzeld
op de langste dag.

(G. Bleijenberg)
alleen een muurtje
houdt de waan overeind
tussen de buren

(Paul Claessen)
Ach, kon hij maar
wat ervaring inruilen
voor wat jeugd van vroeger!…

(Hubert de Splenter)
Deze week eten
zij gezonde rode kool; –
moeders wil is wet
.
(Hubert de Splenter)
Het hoogste woord werd
gevoerd vanuit de zetel
met de hoogste rug.

(Hubert de Splenter)
Statige lanen
leiden naar een bestemming
die niet meer bestaat

(Jan Caro)
Boven de winkels
bewaren oude huizen
hun deftig aanzien

(Jan Caro)
de zak met appels
knerpt en opent zichzelf
op het aanrecht

(Thea Witteveen)
Het stoppelig maisveld
heeft al niets armzaligs meer.
Toch blijft het sneeuwen.

(Mac Verhart)
het kan de maan zijn,
of een verre, witte wolk
– de zomeravond

(Marcel Smets)
Een merel strijkt neer
op het gras, buigt voorover
en luistert, luistert.

(Michel Wielinck)
Veren en botjes
het stilleven van de dood
tussen rottend blad.

(Jan van der Meulen)
Daar komt mijn kat thuis –
avontuur in zijn looppas.
“Hallo”, zeg ik zacht.

(Hilde G. van der Veen)
Tinten vervagen
Wolken, zon en golven
Niets is van zichzelf

(Silva Ley)
We hebben gepraat;
de treindeuren sluiten zich;
niets is gezegd.
Op een eindeloos perron
trippelen grijze duiven.

(G. Bleijenbergh)
wijdbeens aan dek staan
met de wind strak in de rug
weer zeerover zijn
en schepen gaan enteren
die al heel lang zijn vergaan

(Fred Flohr)
geheel onverwacht
met jou uit dineren gaan
laat in de avond –
vóór de bladeren vielen
was het eigenlijk al herfst

(Fred Flohr)
op klaarlichte dag
heb jij mijn hart gestolen
je deed het zo lief
dat ik mij niet verzette
maar nu zit je er wel mee

(Fred Flohr)