Op zoek naar het minimum – een experiment

door: Marc May

Omdat een haiku het van zijn minimalistische ‘kortheid’ moet hebben zien we zowel in het buitenland als bij ons vaak ook kortere haiku’s langskomen, d.w.z. korter dan de klassieke 17 lettergrepen. Je zou dan ook de vraag kunnen stellen, of daar een ondergrens aan is.

Naast de traditionele drie regels zijn er inmiddels ook al de nodige eenregelige ‘haiku’s’ verschenen. In de bloemlezing Haiku in English van Jim Kacian (2013) wordt zelfs ‘tundra’ van Cor van den Heuvel, één woord van twee lettergrepen, nog altijd als ‘haiku’ beschouwd.

Zou het nóg korter kunnen? Kan een ultrakorte, minimale ‘haiku’ van één lettergreep nog altijd een maximum aan beleving bij de lezer oproepen? Als dit woordje van zes letters in het midden van een verder lege bladzijde geplaatst wordt, roept het dan nog genoeg (zintuiglijke en andere) associaties bij de lezer op, om qua effect te kunnen wedijveren met andere ‘echte’ drieregelige haiku’s?






sneeuw





Als dat lukt, komt dat mogelijk ook door het maximale effect dat de lege witte ruimte in dit geval krijgt (wit als sneeuw). Hierbij moet worden aangetekend dat men dit met vrijwel geen enkel ander eenlettergrepig woord even sterk kan bereiken, zelfs niet met woorden die bij veel mensen toch een diep gevoel kunnen oproepen, zoals bijvoorbeeld ‘zee’, ‘zon’ of ‘maan’. Met andere woorden: de mogelijkheden om deze techniek toe te passen lijken zeer beperkt.

Een typografisch alternatief voor bovengenoemde eenlettergrepige haiku zou zijn om de letters over de pagina te laten dwarrelen, waarmee de typische beweging van sneeuw in het ultrakorte vers wordt geïncorporeerd. Om het helemaal af te maken zouden de letters dan in wit op een grijzige achtergrond afgedrukt kunnen worden, en zou de al op de boden gevallen sneeuw kunnen worden toegevoegd. Je zou dit een ‘typohaiga’ kunnen noemen, een haiga waarvan de afbeelding wordt gevormd uit de letters van de tekst.


Ter vergelijking: eenmaal eerder stond er een typohaiku in Vuursteen, in het herfstnummer van 2015, op p. 70: ‘zomerregen’ van Bouwe Brouwer.