Nu pas zie ik het

Dat polletje gras
het staat er al jaren
nu pas zie ik het

(Jan Schippers)

zeker veertig keer
heb ik naar je gekeken
nu ben je gezien

(Fred Bergwerff)

Mistige morgen
in mijn tuin een wilde bloem
ik maak een buiging

(Wyts ten Siethoff)

Veld vol narcissen
tussen daverend verkeer
sta ik even stil.

(Erna Bernitzki)

de jonge varens
schieten met gebalde vuist
door het oude dek.

(Tineke Wichers)

op het grijze dak
kleven de appelbloesems
wat een regen toch

(G. de Jong-Hoving)

Meisje op de fiets,
Bos seringen achterop;
voorjaar vliegt voorbij.

Germaine Reumers)

thuis gekomen zet ik
met gele bloemen in een vaas
de zomer op tafel

(Erna M. Horden)

in een bruine kan
goudgele helianthen –
afscheid van de zomer

(Ien Kalma)

De akkerwinde
opende zelfs zijn bloemen
in de stortregen

(Egbert de Boer)

In het moeras staan
witte wollige pluimpjes
wiegend in de wind.

(Germaine Reumers)

helder als kristal
in het lupineblaadje
één waterdruppel

(G. de Jong-Hoving)

Kruidje-roer-me-niet
waarom trek je je terug
tot in je nerven.

(Ellen Hopster)

Onder de struiken,
waar de aarde vochtig blijft,
ruikt het naar vroeger.

(Nanneke Huizinga)

Talloze bloemen;
namen ontschieten mij,
hun kleur onthoud ik

(Jan Schippers)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *