Haikubouwstenen 8. Personificatie

door Klaus-Dieter Wirth

Personificatie of, van het Grieks afgeleid, antropomorfisme betekent in eerste instantie niets anders dan vermenselijking, verpersoonlijking. Het gaat daarbij om een procedé binnen de traditionele retoriek dat echter van het begin af aan ook in de omgangstaal ingang heeft gevonden, namelijk de overdracht van aspecten van het uiterlijk, de gevoelens en gedragingen van mensen op andere zaken.

Duidelijke voorbeelden zijn de fabels met hun sprekende en handelende dieren. Daarnaast kan het niet alleen ook nog gaan om levenloze dingen (tafelpoten, boekruggen), maar eveneens om natuurfenomenen (de lachende zon, de murmelende beek, een slapende vulkaan) en zelfs om abstracte begrippen (de tijd die loopt, een situatie die uit de hand loopt). We realiseren ons vaak niet eens meer dat het hier om personificaties gaat. Wat minder uitgesproken komt personificatie ook voor in de vorm van enkel een werkwoord (het geloof wint het van de vrees), een zelfstandig naamwoord (Moeder Aarde), of een bijvoeglijk naamwoord (blinde haat). Voor wie zich wat meer heeft verdiept in de literatuur zal de verwantschap met metaforen en allegorieën duidelijk zijn.

De animatische voorstelling van de bezieldheid van de gehele natuur, door de Japanners gijinka genoemd, is geenszins vreemd aan de Japanse, door het shintoïsme getekende cultuur. Daarnaast bestaat er een nauw verband tussen deze bezieldheid en de kigo, het seizoenwoord, in die zin dat voor wie vertrouwd is met de saijiki (de ‘kigo-almanak’) elk seizoenwoord [behalve naar een seizoen] subtiel verwijst naar een specifieke gemoedstoestand. Zo staat de wisteria, ook wel blauwe regen genaamd, voor een diep geluksgevoel, en wordt daarmee dus niet speciaal de lente, maar veeleer vernieuwing, een positieve verandering van omstandigheden uitgedrukt. En wat voor intense gevoelens hebben de Japanners niet bij sakura, de tijd van de kersenbloesem? Door deze diepgaandere, bovenliggende functionele betekenis van het seizoenwoord kan de minder bedekte personificatie overbodig, ja zelfs smakeloos overkomen.

Laten we nu van het algemene overzicht van de personificatie overgaan op het literatuurgeschiedkundige belang ervan in de Japanse en in de westerse cultuur. Beide laten in dit verband vreemd genoeg wisselende standpunten zien. In de klassieke Japanse dichtkunst kwamen personificaties zeer veel voor. Het gaat daarbij niet alleen om de indirecte, verwijzende soort personificaties, maar ook om overduidelijke, zeer beeldende varianten, zoals deze:

groene weiden
schilderen wenkbrauwen
op de flanken van de klippen

Arakika Moritake (15e eeuw)
Treurige verhalen
vertelt ze aan de kwal,
de arme zeekomkommer!

Kuroyanagi Shoha (18e eeuw)
Verdwijnende lente –
vogels wenen, tranen
in de vissenogen

Matsuo Basho (17e eeuw)

Bovendien stond de haiku immers – zeker formeel – in de traditie van de tanka- en rengapoëzie, waarin men, zoals bekend mag worden verondersteld, geen enkel probleem had met gevoelsuitdrukkingen.

Deze instelling veranderde radicaal ten tijde van de vernieuwing van haiku door Masaoka Shiki (1866-1902) met zijn shasei-theorie, van de op de werkelijkheid gebaseerde schetsen naar de natuur. Voortaan is de haiku uiterst ‘on-persoonlijk’, beschrijft hij de wereld ‘objectief’ zonder direct-menselijke connotaties bij de weergave van de situatie. Een zeldzaam tegenvoorbeeld (nota bene) van Shiki zelf:

De wal en ‘t bootje
babbelen met elkaar,
want de dag is lang.

(vert.: J. van Tooren)

Als gevolg van deze ‘haikurevolutie’ toonde het Westen zich bij de overname van deze dichtvorm rigoureus in de afwijzing van personificatie, zoals trouwens ook van de metafoor en de vergelijking. De toenmalige argumenten lijken vanuit het huidige perspectief wat achterhaald, maar werden tot niet al te lang geleden van behoorlijk groot belang geacht:

  1. Noch de auteur, noch de lezer zouden het ‘zo-zijn’ van de dingen moeten willen vervalsen door intellectuele beïnvloeding of voorstellingsvermogen. Enkel de nuchtere, heldere weergave van de waarneming telt.
  2. Het nieuw ontdekte haikugenre werd als het totaal andere beschouwd, dat dientengevolge moest worden behoed voor het meten naar conventionele criteria. Haiku moest en zou als de nieuwe niet-lyriek school maken.
  3. Personificatie kan worden gezien als ‘zichzelf-produceren’, als iets wat een ‘zelf-loze’ auteur nooit zou doen.

Allereerst enkele voorbeelden van twintigste-eeuwse Japanse auteurs, vertaald uitgaande van Engelse en Franse uitgaven:

my favourite hillside
has been stolen
by winter fog

Susumu Takiguchi
mijn favoriete heuvel
is gestolen
door de wintermist

through the cloud
Fuji’s snow lips pursed
for a kiss
door de wolk(en)
de sneeuwlippen van de Fuji
getuit voor een kus
Ibukiyama –
relluctat to share her snow
with other mountains

Seishi Yamaguchi
De Ibuki –
niet van zins zijn sneeuw te delen
met andere bergen

Le ciel s’ennuie
Maison, si tu es là
Montre ta fumée

Seisenui Ogiwara
De hemel verveelt zich
Huis, als je daar bent
Laat je rook zien

Sur une pierre
la libellule
rêve un plein jour

Taneda Santoka
Op een steen
droomt de libelle
de hele dag lang

La saule
peint le vent
sans pinceau

Saryu
De wilg
schildert de wind
zonder penseel

En nu de moderne voorbeelden uit westerse landen:

summer lethargy
turning pages back and forth
the electric fan

Tob Scott (USA)
zomerlethargie
de bladzijden om- en terugslaand
de ventilator

thaw
the snowman waters
the crocus

John J. Dunphy (USA)
dooi
de sneeuwman begiet
de krokus

dusk
a loon carries
the breath of the lake

Tom Painting (USA)
schemering
een duiker draagt
de adem van het meer

full moon –
all night the howling
of snowmobiles

John Soules (CAN)
volle maan –
de hele nacht lang het gehuil
van de sneeuwmobiels

the full moon glances
sideways sown in a street
of ill repuite

David Cobb (GB)
de volle maan gluurt
schuins een straat in
met een slechte naam

Standing in silence
by the roadside the cornstalks
philosophizing

Sam Yada Cannarozzi (USA)
zwijgend staan ze
aan de wegkant de graanstengels
te filosoferen

Le vieux paulownia
voudrait une fois
fleurir au printemps

Patrick Blanche (F)
het oude Kaaps viooltje
zou zo graag nog één keer
bloeien in de lente

Son nid mamené
la pie par trop mécontente
invective le vent

Bruno Hulin (F)
Haar nest verwoest
hogelijk ontstemd verwenst
de ekster de wind

A bee is humming
around a rose
begging it to bloom

Ludmilla Balabanove (BUL)
Een bij zoemt
rond een roos
smeekt haar te bloeien

stagno ghiacciato –
il canneto mórmora
parole bianche

Antonella Filippi (I)
bevroren vijver –
het riet fluistert
witte woorden

Mittagpause
Der Külschrank knurrt
schon lange
Middagpauze
De koelkast knort
allang
Bootsteg
vom See het betritt ihn
die Nacht

Hans-Jürgen Göhrung (D)
de steiger
vanuit het meer betreden
door de nacht

Flohmarkt
Der Teddybär versteckt sich
auf dem Dachboden

Günther Kaschützke (D)
vlooienmarkt
de teddybeer verstopt zich
op zolder

Jetzt wird geschlossen
sagt die Hibiskusblüte
zum Sommerabend

Edith Linvers (D)
We gaan sluiten
zegt de hibiscusbloem
tegen de zomeravond

leerer Biergarten
an den Tischen bedient
der Wind

Rudi Pfaller (D)
leeg terras
de tafels bediend
door de wind

stilles Zimmer
nur lastwagen und glasschrank
unterhalten zich

René Possél (D)
stille kamer
alleen vrachtwagen en glazenkast
praten met elkaar

Sonntagsfrüstück
Das Flüstern des Hauses
in die Stille

Brigitte ten Brinck (D)
zondags ontbijt
het fluisteren van de huizen
in de stilte

Mein Zinienstrauß
lächelt mich sommerfroh an
und weiß von gar nichts

Hildeburg Türke (D)
Mijn bos zinnia’s
lacht me zonnig toe
en weet nergens van

grün in grün
die Steillage lehnt sich
tief in den Sommer

Klaus-Dieter Wirth
groen in groen
de wijnhelling buigt zich
diep de zomer in

tramhalte
de Armanigeur
stapt uit

Marie-José Van Uffelen (B)
De maan spiegelt zich
in de kabbelende beek
en krijgt lachrimpels

Marie De Bie-Meeus (B)
onder mijn fietswiel
zingt de verse sneeuw
een zacht wit liedje

Els Kooyman (B)
Kermismuziek danst
over het plein in een geur
van oliebollen

C. Blommaert-Meysson (B)
op de lichtkoepels
geeft een fikse regenbui
een drumsolo weg

Jeanine Hoedemakers (NL)
De sparren
houden hun adem in en kijken
naar het kerstekind

Karel Hellemans (B)
twee tuinstoelen –
op hun lege zittingen
neemt de stilte plaats

Saskia de Boer (NL)
het klotsen van de zee
plastic, schelpen, touw en glas
de zee geeft over

Jac Vroemen (NL)
winterzonnewende
het donker houdt de dingen
niet zo lang meer vast

Riet de Bakker (B)
Op Allerzielen:
bloempotten op twee benen
zoekend naar een graf.

Herwig Verleyen (B)
twee paar schoenen
stampen de kou de grond in
bij de bushalte

Marianne Kiauta (NL)
Met takken en wortels
houdt hij hemel en aarde vast –
de oeroude eik

Herwig Verleyen (B)
de rode kriekjes
hebben wat moeten zoeken
naar haar pruimemondje

Mark Meekers (B)
Wassend getij –
beetje bij beetje eet de zee
de zandtaartjes op.

Frans Terryn (B)
de vogelschrik
voorovergevallen
omarmt de aarde

Wim Lofvers (NL)
zondagochtend
de regen rust
in stille plassen

Marcel Smets (B)
in het voorbijgaan
strelen de treurwilgtakken
geruisloos haar kist

Geert Verbeke (B)
De pony tovert
met klipklappende hoefjes
muziek uit de straat

Inge Lievaart (NL)
wintermaan –
in het ijs op het meer
kreunt een scheur

Cees Kranenburg
dooi
alle ijspegels
huilen

Max verhart (NL)
eb
het wad
boert

Max Verhart (NL)
het heeft geregend
de tuin dampt goede geuren
aarde die verlangt

J.C. van Schagen (NL)
de zomerwind
die jouw wang gestreeld heeft
streelt nu de mijne

Wim Lofvers (NL)
Vanmorgen zag ik
de bloemen weer spelen met
een gebroken zon

Hans Andreus (NL)
binnen de windwal
van kromgebogen bomen
de hoeve in slaap

Leidy de Boer (NL)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *