Santoka

Uit Vuursteen lente 1985

Zwervend haikoedichten in de twintigste eeuw.
door Karel Hellemans

Mijn drie voorschriften:

  • gooi niets weg
  • wordt niet boos
  • klaag nooit

Mijn drie geloften:

  • streef niet naar het onmogelijke
  • rouw nooit om het verleden
  • berisp jezelf nooit

Mijn drie vreugden:

  • studie
  • contemplatie
  • haikoe

Zo formuleerde Santoka, die geboren werd in 1882 en stierf in 1940 zijn leefregel. Naar aloude Japanse gewoonte is Santoka niet de echte naam van de dichter maar een schrijverspseudoniem, dat letterlijk betekent: vuur op de bergtop.

De ware naam van de dichter was Shoichi Taneda. Hij werd geboren in een klein bergdorp. Op elfjarige leeftijd werd hij zwaar getraumatiseerd door de zelfmoord van zijn moeder. Het beeld van haar lijk dat uit de waterput werd gehaald, kon hij zijn hele leven nooit meer uit zijn gedachten bannen. Het was dan ook geen wonder dat Santoka, die een goed student was, er niet in slaagde zijn eerste jaar aan de universiteit tot een goed einde te brengen. Hij raakte aan de drank en moest tenslotte, na een zware zenuwinzinking, zijn studies stopzetten.

Zijn vader trachtte hem er bovenop te helpen. Hij regelde een huwelijk en plaatste zijn zoon aan het hoofd van een klein bedrijfje dat hij voor hem kocht in zijn geboortedorp. Hij misrekende zich echter totaal. Het bedrijf fat hij overgenomen had was… een brouwerij en na enkele jaren waren vader en zoon beiden aan de drank en was het kleine familiekapitaal volledig opgeteerd zodat ze failliet werden verklaard.

In een poging om zich los te scheuren van zijn nefaste levenswijze verhuisde Santoka naar Kumamoto waar hij een tweedehandsboekenwinkeltje begon. Hij hield zich echter liever bezig met drinken en gedichten schrijven zodat ook deze zaak geen succes werd. Zijn huwelijk strandde, een jongere broer pleegde zelfmoord en Santoka zonk steeds dieper in het moeras: twaalf stielen, dertien ongelukken. Eind december 1924 werd hij op het nippertje gered toen hij drinken, midden op de sporen, wachtte op de aankomende trein in een poging er een eind aan te maken. Hij werd naar een Zenklooster gebracht. De abt verweet hem niets, stelde hem ook geen enkele vraag en zei alleen maar dat Santoka in de tempel kon blijven zolang hij wou.

Santoka mediteerde, studeerde, werkte en voelde zich voor het eerst van zijn leven rustig en gelukkig. Hij liet zich wijden en kreeg een kleine tempel toegewezen. Vandaaruit ondernam hij zijn eerste korte bedevaarten. Het zwervend leven beviel hem uitstekend en hij maakte steeds langere voettochten. Van 1926 tot 1930 was hij vrijwel constant onderweg, bedelend om in zijn levensonderhoud te voorzien, biddend in de verschillende tempels die hij bezocht, haikoes schrijvend, en… drinkend. Bij tijden verviel hij in periodes van zware drankzucht. Het was zo erg dat hij zelfs door de politie werd gearresteerd wegens openbare dronkenschap, wat in Japan als een prestatie moet beschouwd worden.

Met de hulp van enkele vrienden richtte hij een tijdschrift op, waarvan echter maar drie nummers verschenen. In 1932 verscheen zijn eerste haikoebundel: De bedelnap (Hachi no ko). Eveneens dank zij de bemiddeling van vrienden kreeg hij een kleine hut in een bergdorp waar hij rustig kon leven.

Hij hing er het volgende plakaat uit:

Aan alle bezoekers,

  • indien je je favoriet voedsel, zoet of zuur, zelf meebrengt,
  • indien je zingt of danst met de lieflijkheid van de lentewind of de herfstrivier,
  • zonder pretentie en zonder depressie

dan zullen we samen plezier maken.

Vanuit deze hut ondernam Santoka opnieuw lange voetreizen en in 1934, na een depressieve periode waarin hij opnieuw overwoog zelfmoord te plegen, ging hij op tocht naar het noorden langs de weg die Basho beschreven had in zijn Smalle weg inwaarts, een reis van acht maanden. Hij schreef en publiceerde veel. Tot aan zijn dood verscheen er vrijwel elk jaar een boek.

Men heeft uitgerekend dat Santoka tevoet zowat de wereldbol heeft rondgelopen: de optelsom van zijn reizen bedraagt meer dan veertigduizend kilometer. Oorspronkelijk waren zijn reizen in eerste instantie bedevaarten naar beroemde tempels om er te bidden, maar later kregen ze steeds meer het karakter van doelloze zwerftochten.

Nat van de ochtenddauw
ga ik
waarheen ik wil

De voornaamste bedoeling werd een steeds grotere onthechting aan al het aardse en een zoektocht naar de meest wezenlijke innerlijke waarden. Santoka tracht zichzelf te doorgronden. Zijn bekendste haiku luidt:

Steeds dieper trek ik
steeds dieper trek ik
de groene bergen

Zonder de diepere dimensie van de nooit voltooide zoektocht naar inzicht in het eigen wezen zou dit een vrij simplistisch vers mogen heten.

Santoka wist dat wanneer hij zich voor een langere tijd ergens vestigde het gevolg telkens opnieuw was dat zijn hart zich ging hechten aan allerlei zaken en dat hij zijn gemoedsrust verloor door conflicten en haatgevoelens. Daarom deelde hij bijna dagelijks alles uit wat hij toevallig had gekregen.

Van zijn haikoemeester Seisensui kreeg hij eens een prachtige kalligrafie. hij liet ze inlijsten, hing ze in zijn kamer, maar na enkele dagen gaf hij ze toch weer weg. Hij wenste zich aan niets te hechten.

Modderig water
begint opnieuw te vloeien
en wordt helder

uiteraard wordt zijn levensstijl door velen argwanend bekeken en al was het verschijnsel bedelmonnik in Japan in de dertiger jaren nog een vertrouwd beeld, toch werd hij soms heftig aangevallen. Iemand verweet hem: “Als iedereen zou leven als jij, dan was de maatschappij één grote knoeiboel”. Hij antwoordde nederig: “Beschouw me als een klein wratje in het aangezicht: het stoort niet echt en uiteindelijk geraakt men er zelfs een beetje aan gehecht”.

In vergelijking met Basho valt op dat Santoka een eenzaam zwerver was, die vaak in extremen viel en zeker niet de innemende persoonlijkheid van de grote haikoemeester had. Hij leerde evenwel wat Basho door zijn zwervend leven geleerd had: de mens, de natuur en de poëzie werkelijk begrijpen.

Santoka hield zeer nauwkeurige dagboeken bij, waarin hij zelfs inkomsten en uitgaven noteerde, naast de gebeurtenissen van de dag, zijn reisimpressies en de haikoes die hij geschreven had. Jammer genoeg vond hij soms dat hij teveel gehechtheid vertoonde aan dit literaire werk en dan verbrandde hij doodeenvoudig alle dagboeken. In volle gemoedsrust begon hij dezelfde avond nog aan een nieuw dagboek. Gelukkig werden vele teksten en anecdotes genoteerd door vrienden of door mensen die hem toevallig ontmoet hadden. Een getuigenis van zijn Zen-wijsheid vinden we in de volgende dialoog. Toen iemand vroeg: “Waar is de weg?” antwoordde Santoka: “Onder uw voeten; recht vooruit; je staat er bovenop.” – “En waar is de geest? – “Je dagelijks gezond verstand is de weg. Biedt iemand je thee aan, drink dan; zet men je rijst voor, eet dan. Eerbiedig je ouders en zorg voor je kinderen. Geest is noch binnen, noch buiten.”

Bij de aanvang van onze bijdrage noteerden we de leefregel die hij opstelde en die van eenzelfde Zen-inzicht getuigt. Toch zouden we eventueel ook kunnen zeggen dat de eerste acht elementen allemaal kunnen teruggevonden worden in het negende: de geest van haikoe. De haikoes van Santoka werden door studie en comtemplatie bevrucht, maar getuigen toch vooral van een zeer onthechte, zelfvergeten levenswandel.

Voor zijn poëzie koos Santoka de vrije haikoestijl van zijn haikoemeester Seisensui. Zijn haikoes bestaan meestal slechts uit enkele eenvoudige woorden, bijeengeplaatst in een los syntactisch verband, zonder spoor van lettergreeppatronen, driedeling of eniga andere haikoeregel. De vorm is totaal bijkomstig. De haikoe wil door enkele suggestieve woorden een beeld schetsen en de lezer verder aan het denken zetten over de meest wezenlijke aspecten van het leven zelf. Zelden vinden we echte gedachten, al weten we dat Santoka zijn leven lang bleef mediteren over de zin van het leven. Meestal tracht hij intuïties en emoties langs poëtische weg over te dragen.

Middenin leven en dood
valt de sneeuw
onophoudelijk

De losse syntaxis dwingt de vertaler ertoe om ook meer in losse woordgroepen dan in zinnen te vertalen. Bovendien kan hij er best naar streven om de vele interpretatiemogelijkheden die door het los verband ontstaan in de omzetting te behouden, zo mogelijk, of te vervangen door andere. In de volgende vertaling:

Dennen in de wind
‘s morgens en ‘s avonds
de klokken luiden

zit niet een te vertalen dubbele mogelijkheid in de eerste zin: die kan ook luiden: “de wind in de dennen“. In plaats daarvan biedt de laatste zin van de Nederlandse haikoe twee leesmogelijkheden: klokken kan onderwerpend of lijdend vorowerp zijn en in dat laatste geval lijkt de tekst wel een memorandum voor de dichter om eraan te denken de klokken te luiden. Deze laatste interpretatie klopt wonderwel met de situatie waarin de haikoe geschreven werd, zodat de vertaling volledig te rechtvaardigen is.

in de lijn van Basho en Issa gaat de aandacht van Santoka vooral uit naar het waardeloze, het verworpene der natuur. Zo schreef hij b.v. talloze haikoes over onkruid, waarmee hij blijkbaar een grote affiniteit bezat. Hij merkt daarbij op: “Wie de betekenis van onkruid niet begrijpt, kan de geest van de Natuur niet vatten. onkruid begrijpt zijn wezen en drukt zijn waarheid uit.”

Al mijn voedsel
heb ik opgegeten –
onkruid in bloei

de naamloze bloem
pluk ik af en offer ze
aan Boeddha

Vele haikoes hebben als thema de bedelnap, het ijzeren kommetje waarmee Santoka zijn dagelijks rantsoen bij elkaar bedelde. In de dorpen kreeg hij meestal rijst, in de steden wat muntstukjes. Santoka bedelde tot hij genoeg had om de dag door te komen. hij spaarde nooit en haalde hij toevallig minder rond, dan legde hij zich daar stoïcijns bij neer.

mijn bedelnap
ligt vol met
afgevallen bladeren

of in een ander seizoen:

in mijn bedelnap
ook
hagelkorrels

waarbij we ons kunnen inbeelden hoe het vrolijke getinkel van de hagelkorrels in de ijzeren kom gelijkt op de klank van muntstukjes die erin gegooid worden. De natuur is niet minder vrijgevig dan de mensen.

Zulke humor en levenswijsheid treft ons vaak in de haikoes van Santoka.

tot aan het einde
zal ik verder reizen en
mijn nagels knippen

uit het volle handje
van het kind krijg ik rijst
korrel per korrel

We horen even vaak de gevoelige dichter doorheen de natuur notities.

naar de maan hef ik
het opgeschepte water
vol helder licht

de duisternis
vochtig door het geluid
van de golven

ook het geluid
van de regendruppels
werd een jaar ouder

geen huis meer
om nog te bedelen
wolken in de bergen

Wie de beschikbare bloemlezingen uit het werk van Santoka leest, kan moeilijk weerstaan aan de neiging om vele haikoes te citeren, terwijl anderzijds toch de vraag rijst of de vaak uiterst simpele notities bij de lezer geen verkeerde indruk kunnen wekken, in de zin van: dat kan toch iedereen. Een vers als

mijn middagmaal
voor vandaag
alleen wat water

moet veel van zijn kracht halen uit het existentiële karakter van deze poëzie. Voor vele haikoes van Santoka is de uitdrukking “belijdenislyriek” zonder meer gerechtvaardigd en daarom is het ook verantwoord de haikoes van Santoka te interpreteren vanuit hun Zen-oriëntatie.

Zoals de aandachtige lezer wel weet, zijn we helemaal geen voorstander van een te snel of te exclusief beroep op Zen. De haikoe verdient een volwaardige literaire benadering die in eerste instantie de esthetische kwaliteit van een vers waardeert. Bovendien is Zen voor de meeste Japanse haikoedichters slechts een van de bouwstenen van hun wereldbeschouwing – voor sommigen zelfs vrijwel totaal afwezig. Dit neemt niet weg dat een auteur die in woord en daad getuigenis aflegt van zijn sterke affiniteit met Zen het wel verdient om vanuit dit perspectief benaderd en begrepen te worden. Het uitvoerigste boek over Santoka in het Engels werd overigens geschreven door een Amerikaan die gewijd werd tot priester in de Soto-secte, John Stevens. Voor hem is het vanzelfsprekend dat de Zen-achtergrond heel wat verklaring kan bieden voor de poëzie van deze zwervende monnik. Om te mediteren hoeft men niet noodzakelijk stil te zitten mediteren (zazen) of na te denken over een onoplosbaar raadsel (koan-zen), ook het zwervend leven kan tot verlichting leiden. Een poging om Santoka’s alcoholisme eveneens te verklaren vanuit een bepaalde Zen-houding tegenover het leven vindt Stevens toch ook wel wat ver gezocht en een uitspraak als: “de echte smaak van sake begrijpen zal mij de verlichting brengen” relativeert hij door te schrijven dat het weinig nut heeft om het alcoholisme van Sanotka te romantizeren. Een haikoe als:

Ik kan de sake niet opgeven
de bomen in bloesem
de bloemen in bloei

verwoordt voldoende teleurstelling maar tevens fatalistische aanvaarding van zijn eigen natuur.

De doodshaiku van Santoka luidt:

Wanneer ik sterf
onkruid
regen valt

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *