als die dauwdruppel
mijn vluchtig geluk is –
waarom dan treuren
over zijn verdwijnen
nu hij op z’n mooist schittert
(Paul Claessen)
Een vleugje zonlicht
aan de wolken ontsnapt, glijdt
over de akker,
zoals een vage glimlach
speelt op een gegroefd gelaat.
(Lies Visscher-van Dam)
Ik zal hem nooit zien
de kruin van Fuji, zwevend
tussen de wolken;
onrustig kruisen duiven
avondrood wijkt naar het westen.
(J. van Tooren)
Vannacht meende ik
zijn voetstappen te horen
op het leisteenpad –
er was geen enkel verschil
met het kloppen van mijn hart.
(Truus Soutendijk)
De sparren kraken
kinderstemmen weerklinken
heel ver in het bos –
ik herinner mij een dag
toen we hier samen waren.
(Helena Wolthers)
Zonnige zondag
het is stil in de straten
ik dwaal door de stad
niemand die ik ken is thuis
niemand die mijn pijn verzacht
(Gien de Smit)
Het is stil, zó stil
in de wereld om ons heen
zacht valt de regen –
droomgestalten komen op
uit verleden en toekomst.
(Heleen Hardon)
Terwijl je vertelt
hoe het wateroppervlak
schittert in de zon,
dalen mijn gedachten af
naar wat de diepte verbergt.
Wietske Rietsema)
Naar een triest sprookje
dat ik schreef in hun taal
luisteren ze muisstil
met een deken over hun hoofd;
– mijn halfbloed kinderen.
(Fuyuko Molenkamp)
Lauwe sprokkelmaand
van dorre takken bouwen
bezige eksters
eensgezind het nieuwe dak
op het schamel nest-restant.
(Jannie ten Broeke)
Een kleine spin vond
een schuilplaats voor de winter
in mijn vitrage.
Ik zal zelf mijn kamer doen,
dan vindt de werkster ze niet.
(Tjits Veenstra)
Twee zieke mensen,
twee werelden in één zaal,
geen woord komt over,
maar stille genegenheid
overstijgt de taalschutting.
(Rob de la Rive Box)
Samen met het maanlicht
dwaalt een vergeten liedje
mijn venster binnen.
Door hoge cypressen
gaat een lichte huivering.
(Pauline Regensburg)
Kon ik toch heenzien
over de volle velden
bloeiend fluitekruid
het smalle pad naar mijn huis
hoe zal je het nog vinden…
(Carla Pols)
In het park praten
oude mannen over “toen”.
Kinderen joelen.
Voor mij de lege lanen
waar wij eens samen liepen.
(Elsa Hey)
Wij begraven haar
morgen en overmorgen
een heel leven lang
zullen we nodig hebben
want hoe begraaf je liefde?
(Lutha de Vries)