door Marian Poyck
Op 13 november 2020 is haikudichter en oud-hoofdredacteur van Vuursteen Adri van den Berg na een kortstondig ziekbed overleden. In de herinnering van velen zal zij voortbestaan als de auteur van prachtige, inmiddels klassiek geworden haiku’s, zoals de gedichten die verschenen in de jubileumbundel ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de HKN OmNietsOmAlles, waarover de recensent in het online poëziemagazine Meander in de week voor haar overlijden opmerkte dat ze tot de hoogtepunten van de bundel behoorden. Zij heeft dat gelukkig nog net mee kunnen krijgen.
Adri was vanaf het prille begin betrokken bij de HKN, en van lente 1988 tot en met het lentenummer van 1997 de hoofdredacteur Nederland van Vuursteen. Toen zij het stokje overdroeg aan Hans Reddingius roemde Karel Hellemans haar spreekwoordelijke kalmte tijdens de geschillen die destijds werden uitgevochten binnen de redactie, haar accuratesse, en haar open oog voor goede verzen. Voor zichzelf was ze streng, een haiku moest het juiste gevoel uitdrukken, en per nieuw inzicht dat ze kreeg onderwierp de haar haiku’s aan een kritisch onderzoek en herschreef ze zo nodig.
In het zomernummer van 1988 verscheen er een interessant stuk van haar hand over het seizoenwoord, waarin zij ingaat op het belang dat een seizoenwoord kan hebben voor de diepte van een vers, maar waarin zij tevens wijst op de vaak wat obligate toepassing ervan, enkel om maar een seizoenwoord in het gedicht te hebben staan, zonder dat het veel toevoegt. (lees hier het artikel)
Uit de artikelen die zij tijdens haar hoofdredacteurschap voor Vuursteen vertaalde blijkt dat zij de ontwikkelingen binnen de internationale haikugemeenschap met grote interesse volgde. Zo koos zij in 1989 een artikel van Jane Reichhold (met wie zij een levendige correspondentie voerde) waarin ze beschrijft hoe ze na bestudering van relevante literatuur tot de conclusie kwam de door haar aanvankelijk zo geliefde 5-7-5-vorm feitelijk gebaseerd was op drijfzand, en hoe zij dat dus geleidelijk aan losliet als absoluut vormideaal.
Voor het zomernummer van 1994 vertaalde Adri een beginselverklaring van de British Haiku Society onder de titel “naar een consensus over de aard van haiku‘ waarin een heel belangrijk element is dat de haiku weliswaar meestal een vrij herkenbare vorm heeft, maar dat hij niet door de vorm, maar eerst en vooral door zijn inhoud wordt gedefinieerd, waarna een puntsgewijze opsomming volgt van wat een goede haiku kenmerkt. Een belangwekkend stuk, dat niets van zijn actualiteit verloren heeft, en dat ik van harte zou willen aanbevelen. Tot op de dag van vandaag zijn wij nog steeds bezig om onze lezers van deze uitgangspunten te doordringen.
Adri onderhield nauwe contacten met Vuursteenlezers en heeft met velen intensief gecorrespondeerd. op ontmoetingsdagen van de HKN heeft ze de nodige workshops geleid, waarbij haar weloverwogen manier van aanwijzingen en adviezen geven zonder daarbij dwingend over te komen respect afdwong. Zij was geen mens voor koetjes en kalfjes: gesprekken met haar gingen altijd de diepte in.
Samen met Loeke Groenendal stond zij aan de wieg van de haikustudiegroep ‘De Baarnse Joffers’, een groep waarin het vooral ging om het bestuderen van teksten over haiku, en het uitdiepen van haikugerelateerde thema’s. Bijzonder goede herinneringen heb ik aan onze inspirerende gezamenlijke jurysessies voor de haikusuitewedstrijd van de HKN.
Met haar ruime ervaring was zij een waardevolle adviseur van Vuursteen, een taak die zij tot enkele weken voor haar dood met grote inzet vervulde. In het licht van haar overlijden kreeg deze prachtige haiku van haar voor mij ineens een nieuwe betekenis:
het water rimpelt nu raakt het vogelveertje los van het wier |