Een brede glimlach

door: Marian Poyck

Henk van der Werff, Een brede glimlach – haiku, haibun, illustraties: Ati Sas-Ham.

De teksten uit deze bundel dateren alle uit de periode 2017-2020. Ten opzichte van Henks vorige bundel, Vluchtige teksten schrijvend, is er een sprong qua professionaliteit gemaakt in de uitvoering. De semi-abstracte landschapsillustraties van Ati Sas-Ham in een gemengde techniek, waarin weefsels en krantenpapier zijn verwerkt geven een meerwaarde aan het geheel. De kleuren bewegen zich vanuit een zeegroene basis naar accenten in roodbruin en blauw, kleuren die in de typografische vormgeving geraffineerd terugkomen.

De bundel heeft geen inhoudsopgave maar is strak gecomponeerd. De gedichten, vier per pagina, zijn thematisch geordend op onderwerp. Rondiom drie afdelingen met haibuns bevinden zich steeds twee reeksen met het thema ‘zon, zee en strand’, en daarvóór en daartussen vinden we reeksen met thema’s als ‘per spoor, vakantie, kinderen, moderne tijd, medische stand’, waartussenin – het jaar volgend – nog reeksen per seizoen.

De onderwerpen in de haibuns lopen uiteen van dagboeknotities en beschrijvingen van bezochte plekken naar bespiegelingen zoals in de haibun over het Vredespaleis waarin het verlangen wordt uitgesproken dat dit ooit mag functioneren zoals het oorspronkelijk bedoeld was: voor overleg om oorlogen te voorkomen, in plaats van voor het achteraf berechten van oorlogmisdadigers. Een van de haiku’s daaruit is een mooi voorbeeld voor in het haikubouwstenenartikel in dit nummer, over metonymie, net als de ‘perronhaiku’.

veteranendag
zoveel idealen
groeten de koning
het hele perron
past in een wachthokje
lenteregen

‘Geïmpregneerd’ als we inmiddels zijn door de coronacrisis merk je dat sommige haiku’s al bijna bevreemdend overkomen.

Het proza van de haibuns had zo hier en daar kunnen winnen bij het schrappen van wat er te veel in is. Als voorbeeld de haibun “Texel”: als je net gezegd hebt dat je eenmaal bij het strand bent aangekomen wordt gezandstraald, voegt het niet veel toe als je daarna nog zegt dat de wind het zand laat stuiven. In het vervolg van de haibun wordt besloten om het strand dan maar ‘vanuit het strandpaviljoen achter een kop koffie ‘te bekijken’. De deur van het strandpaviljoen laat zich lastig openen door de wind maar ‘de zin in koffie overwint alles’, waarna het verdergaat met: ‘Eenmaal achter een kop koffie…’

De stijl van het proza is vaak wat parlando – op meerdere plaatsen had het wel wat pregnanter gemogen. De haiku’s erin zijn echter vrijwel zonder uitzondering sterk en doen het goed in combinatie met het onderwerp.

In zijn haiku’s weet Henk de verschillende elementen helemaal uit te buiten. Zo treft hij precies op koningsdag zijn eerste oranjetipje van het jaar. (Laat mij dat dit jaar nu ook zijn gebeurd!) Uit de klokkentoren van het kerkje waar hij is getrouwd ‘steekt nestmateriaal’. En op Hemelvaartsdag ‘leunen er Jacobsladders tegen de wolken’. Handig voor wie het ‘hemelvaren’ nog niet zo in de vingers heeft!

het regent zachtjes
er groeien droge plekken
onder de bomen
meeuwen
doorkruisen het geluid
van de branding

Als het regent wordt het nat, zou je zeggen, maar niet in Henks wereld. Hij laat ‘droge plekken groeien’ onder de bomen. En bij het werkwoord ‘doorkruisen’ denk je in eerste instantie aan ‘ruimte, plaats’ maar Henks meeuwen doorkruisen een geluid. Over hoe je dat moet begrijpen kun je twisten. Mijn eerste gedachte was dat die dieren met hun gedrag de focus bij de toeschouwer verleggen van dat geluid naar hun capriolen. Maar omdat dat geluid zich rondom je bevindt zou je het ook als de ‘ruimte’ kunnen opvatten die de vogels doorkruisen. Hoe dan ook – van dit soort dingen kan ik genieten.

vegen vuurtorenlicht
in een bocht van de baai
dommelen eenden
wolkenluchten
het kuifje van een kievit
in het hoge gras
verlaten kapel
van voorbije vieringen
een vleugje wierook

Henk speelt onnadrukkelijk maar tegelijkertijd onmiskenbaar met klank. De drie regels van de vuurtorenhaiku allitereren elk met hun eigen medeklinkers (respectievelijk v, b en d); let op de vele ‘geaspireerde’ medeklinkers in de kievithaiku (ch, f, v, g, s), ‘waardoor je de wind over het land hoort scheren’, en ook in de ‘verlaten kapel’ valt er zoveel te genieten op dit punt dat je je bijna niet kunt voorstellen dat er geen opzet in het spel was, terwijl de tekst desondanks ook overkomt alsof hij heel terloops, zonder veel moeite opgeschreven is.

belangstellend
kijken toeristen
naar een mis
vingerhoedskruid
de billen van een hommel
achterwaarts kruipend

Een haikudichter moet voor alles een goed waarnemer zijn. Daarnaast moet hij in staat zijn het waargenomene in zijn beschrijving een draai te geven die het boven het maaiveld uittilt. Henk kan dat. Hoe hij de vervreemding van het fenomeen godsdienst subtiel onderstreept in de haiku over de toeristen in de kerk, of hoe hij het achterste van een hommel benoemt.

Samenvattend: ik kan nog wel veel meer citeren, maar ga die bundel vooral zelf lezen.